Schrijf deze tekst over in je schrift en vul op de lege plekken de ontbrekende woorden in
De aarde draait in één ... rond de ... en in één ... om haar schuine ... . Door deze schuine stand vallen de ... het hele jaar door anders.
Rond 21 juni staat de zon ... op 23½° Noorderbreedte (N.B.), met ... (naam van een seizoen) op het noordelijk halfrond en ... (naam van een seizoen) op het zuidelijk halfrond.
Rond 22 december is dit omgekeerd, met de zon loodrecht op 23½° Zuiderbreedte (Z.B.). Tussen deze breedtes, de ... , liggen de ... waar het altijd ... is.
Rond 21 juni blijft de Noordpool altijd in het ... (...) en rond 22 december altijd in het ... (...).
Rond 21 maart en 23 september staat de zon loodrecht op de ... en zijn dag en nacht overal even lang.