In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Atoombouw 2.4
Slide 1 - Tekstslide
In deze les leer je...
hoe een atoom opgebouwd is
Wat neutronen, protonen en elektronen zijn
wat het atoomnummer betekent
wat een isotoop is
hoe het massagetal van een atoom berekend word
Slide 2 - Tekstslide
In het atoommodel van Dalton word een atoom voorgesteld als een massief balletje met een eigen formaat
Het atoommodel van Thomson beschrijft het atoom als een positief geladen bol met daarin negatief geladen deeltjes (rozijnen in een krentenbol)
Rutherford ontdekt dat de positief geladen deeltjes in de kern van een atoom zitten en de negatief geladen deeltjes er in een wolk omheen.
Bohr ontdekte iets later dat de negatieve elektronen zich op specifieke afstanden van de kern bevinden
De geschiedenis van het atoommodel
Slide 3 - Tekstslide
Anatomie van een atoom
De kern van een atoom bestaat uit protonen en neutronen.
Hiernaast zie je een lithium (Li) atoom. In de kern zitten 3 protonen en 4 neutronen.
In de wolk om de kern vind je elektronen In het geval van lithium zijn het er 3
naam
lading
massa (u)
proton
1+
1
elektron
1-
0
neutron
neutraal
1
Slide 4 - Tekstslide
atoomnummers
Atomen hebben allemaal een vergelijkbare opbouw, maar verschillen in de samenstelling van neutronen, protonen en elektronen.
Het aantal protonen in een atoom kun je altijd aflezen uit het periodiek systeem. Het atoomnummer is gelijk aan het aantal protonen in een atoom, dat is uniek voor een atoomsoort.
Het aantal elektronen is gelijk aan het aantal protonen, een atoom is daarom altijd een ongeladen deeltje
Slide 5 - Tekstslide
hoeveel protonen heeft Berylium?
Slide 6 - Open vraag
Het aantal elektronen = gelijk aan ....?
Slide 7 - Open vraag
Welke atoomsoort is hier afgebeeld?
Slide 8 - Open vraag
Isotopen
het aantal neutronen in een atoom kan verschillen. Dit heeft geen invloed op de chemische eigenschappen van een stof.
Een koolstof atoom heeft altijd 6 protonen, maar kan 6, 7 of 8 neutronen hebben. Dit noemen we isotopen.
Het massagetal van een atoom is de som van het aantal protonen en neutronen. Dit verschilt dus afhankelijk van welk isotoop je hebt.
atoomsoort
koolstof (C-12)
koolstof (C-14)
atoomnummer
6
6
aantal protonen
6
6
aantal elektronen
6
6
aantal neutronen
6
8
massagetal
12
14
Slide 9 - Tekstslide
Notatie atomen en isotopen
Koolstof (C) Atoomnummer 6 dus 6 protonen en 6 elektronen
C-12 isotoop met massagetal 12
C-13 massagetal 13
C-14 massagetal 14
Slide 10 - Tekstslide
ONTHOUDEN
Atoomnummer = aantal protonen (+) in de kern = aantal elektronen (-) om de kern.
Massagetal = aantal protonen + aantal neutronen in de kern.
Slide 11 - Tekstslide
Beschrijf de volgende atomen
Mg-25. Hoeveel protonen/ elektronen/ neutronen?
Ta-182
Se-80
Slide 12 - Tekstslide
Beschrijf de volgende atomen
Geef van allen de aantal protonen, elektronen en neutronen
Au-199 en Au-198
Cn-285
O-16
Slide 13 - Tekstslide
Relatieve atoommassa
Br heeft relatieve atoommassa van 79,90 u (zie periodiek systeem).
Maar massagetal van Br is 79 en 81. (hele getallen)
Gemiddelde van de in de natuur voorkomende isotopen van Broom.
Slide 14 - Tekstslide
Voorbeeld Br
50,7% van Br 78,918 u
49,3% van Br 80,916 u
Gem. dus (50,7 x 78,918) + (49,3 x 80,916) = 7990,3014 u : 100
= 79,90 u Dit staat als relatieve atoommassa in periodiek sys.
Slide 15 - Tekstslide
Een isotoop van waterstof is deuterium of, H-2. Waar staat die 2 voor?
A
protonen
B
neutronen
C
electronen
D
massagetal
Slide 16 - Quizvraag
Waterstof (H) heeft atoomnummer 1. Hoeveel protonen, electronen en neutronen heeft H-2?