Diagnostische toets H2 het weer

• Natuurkunde
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3

DIAGNOSTISCHE TOETS

H2 Het weer

Je ziet hiernaast een instrument waarmee je de luchtdruk kunt meten. Wat is de naam van dit instrument?

1. hygrometer
2. thermometer
3. atmometer
4. barometer

Je ziet een dwarsdoorsnede van een apparaat waar de
luchtdruk mee kan worden gemeten. Vul in:
Als de luchtdruk groter wordt zal het deksel bij A worden .....(1)....; daardoor zal
de stang bij B zal ....(2)....; vervolgens zal de wijzer bij C ...(3).....
Noteer als 1: ..........; 2: ...........; 3: ............

Opdracht: sleep de weersomstandigheden op de juist plaats op de kaart

Helder en zonnig

Bewolkt en regen

Mooi weer

Slecht weer

Wind waait met de richting van de wijzers van de klok mee

Wind waait tegen de richting van de wijzers van de klok in

Het dauwpunt is..........

1. de temperatuur waarbij water verdampt zodat er 's nachts dauw kan ontstaan
2. de temperatuur waarbij waterdamp opstijgt zodat er wolken kunnen ontstaan
3. de temperatuur waarbij waterdamp uit de lucht condenseert
4. de temperatuur die het gras moet hebben voordat er dauw kan ontstaan

Opdracht: Sleep elke omschrijving in het juiste vak in de grafiek

A

B

Temperatuur is 25 °C.

De lucht bevat 20 g water per m3 

Temperatuur is 25 °C.

De lucht bevat 15 g water per m3 

Temperatuur is 30 °C.

De lucht bevat 20 g water per m3 

alleen waterdamp

Vloeibaar water

en waterdamp

De lucht bevat 25 g water per m3

De temperatuur was 30 °C en daalt tot 10 °C. Er condenseert .................. g/m3 waterdamp uit de lucht.

Sleep de stippellijn in het juiste vak.

10

15

20

25

........................

Het condensatieniveau van een stapelwolk is:

1. de hoeveelheid waterdamp die condenseert
2. tot welke hoogte de waterdamp condenseert
3. de hoogte waarop de waterdamp begint te condenseren
4. de hoogte van de wolken die ontstaan als gevolg van condensatie

Op een bepaald moment bevat de lucht 9 g waterdamp per m3. De temperatuur is dan 15 C.De temperatuur daalt tot –3 C
a Hoeveel gram waterdamp condenseert er uit elke kubieke meter lucht?
b Hoeveel gram waterdamp kan er maximaal in 12 m3 lucht van 25 C?

Bevat de vloeistof voor de thermometer

geeft aan hoe hoog de temperatuur is

vult me vloeistof

welke formule is juist?

1. absolute druk = luchtdruk - overdruk
2. luchtdruk = absolute druk + overdruk
3. absolute druk = luchtdruk + overdruk
4. luchtdruk = absolute druk - onderdruk

Uit een fietsband wordt lucht gepompt. De wijzer op de manometer geeft 0,9 bar aan. Wat is de absolute druk?

Fase

Driehoek

verdampen

condenseren

stollen

smelten

rijpen

vervluchtigen

/ sublimeren

Welke fase? Sleep naar het juiste vak

Vast

Vloeibaar

Gas

rijp

sneeuw

waterdamp

mist

grondwater

gletsjer

wolk

oppervlaktewater

hagel

Wat gebeurt er met de snelheid van de moleculen wanneer een stof verwarmd wordt?

1. Die blijft gelijk
2. Die neemt toe
3. Die neemt af
4. Dat verschilt per keer

Een stof die stolt gaat van ...

1. gas → vast
2. vast → gas
3. vloeibaar → gas
4. vloeibaar → vast

Een stof die sublimeert gaat van ...

1. gas → vast
2. vast → gas
3. vloeibaar → gas
4. vloeibaar → vast

Door welke faseovergang is dit ijs ontstaan?

1. rijpen
2. bevriezen
3. smelten
4. condenseren

Welke faseovergang zie je hier

1. dooien
2. bevriezen
3. condenseren
4. smelten

Welke fase heeft water als het mistig is?

1. vast
2. gas
3. vloeibaar

Bekijk het interactieve filmpje in de volgende sheet en geef antwoord op de vragen.

Je kunt de luchtdruk meten.
Welk meetinstrument gebruik je daarvoor?

1. Barometer
2. Manometer
3. Thermometer
4. Thermograaf

Een vloeistofthermometer heeft een reservoir en een stijgbuis.
De vloeistof in een thermometer stijgt meer als:

1. het reservoir groter en de stijgbuis wijder is.
2. het reservoir groter en de stijgbuis nauwer is.
3. het reservoir kleiner en de stijgbuis wijder is.
4. het reservoir kleiner en de stijgbuis nauwer is.

Je leest de temperatuur af door naar het vloeistofniveau in de stijgbuis van de thermometer te kijken.
Wat gebeurt er als de temperatuur daalt?

1. Dan krimpt de vloeistof in de thermometer en stijgt het vloeistofniveau in de stijgbuis.
2. Dan krimpt de vloeistof in de thermometer en daalt het vloeistofniveau in de stijgbuis.
3. Dan zet de vloeistof in de thermometer uit en stijgt het vloeistofniveau in de stijgbuis.
4. Dan zet de vloeistof in de thermometer uit en daalt het vloeistofniveau in de stijgbuis.

Lucht kan waterdamp en waterdruppeltjes bevatten.
Wat gebeurt er als de temperatuur onder het dauwpunt van de lucht komt?

1. Waterdamp gaat dan condenseren.
2. Waterdamp gaat dan rijpen.
3. Waterdruppeltjes gaan dan bevriezen.
4. Waterdruppeltjes gaan dan verdampen.

Een blikseminslag kan grote schade veroorzaken. Vandaar dat veel gebouwen worden beschermd met een bliksemafleider.
Welke bewering over bliksemafleiders is waar?

1. Bliksemafleiders worden van rubber gemaakt.
2. Bliksemafleiders geleiden elektriciteit goed.
3. Bliksemafleiders zijn isolatoren.
4. Bliksemafleiders zijn verbonden met het elektriciteitsnet.

Lukas stopt een chocolade zoen onder een glazen stolp en pompt de lucht weg uit de stolp. De zoen zet enorm uit. Dit komt doordat de luchtdruk in de zoen .... is dan/als daarbuiten.

1. groter
2. kleiner
3. even groot

Bij het ijken van een thermometer wordt de thermometer in koken water geplaatst. Welke temperatuur moeten we hier invullen in graden Celcius?
(geen eenheid invullen!)

Er is voor het ijken naast het kookpunt nog een tweede punt nodig. Wat is de naam van dit punt?

In het dagelijks leven geven wij de temperatuur aan in graden Celsius. Natuurkundigen doen dat in kelvin.
Neem over en vul in:
0 °C = … K (geen eenheid invullen!)

In het dagelijks leven geven wij de temperatuur aan in graden Celsius. Natuurkundigen doen dat in kelvin.
Neem over en vul in:
78 °C = … K (geen eenheid invullen!)

In het dagelijks leven geven wij de temperatuur aan in graden Celsius. Natuurkundigen doen dat in kelvin.
Neem over en vul in:
0 K = … °C (geen eenheid!)

In het dagelijks leven geven wij de temperatuur aan in graden Celsius. Natuurkundigen doen dat in kelvin.
Neem over en vul in:
324 K = … °C (geen eenheid!)

00:29

Als het regent sta je onder je paraplu. Het water dat op je paraplu valt is in de ......................... fase.

1. vaste
2. gas
3. vloeibare
4. smelten

00:37

"Verdamping komt eraan..." omdat de moleculen.................

1. steeds sneller gaan bewegen
2. steeds langzamer gaan bewegen
3. elkaar steeds harder aantrekken
4. steeds groter worden

00:44

De damp koelt weer af. Er ontstaat een wolk. Welke fase-overgang heeft er plaatsgevonden?

1. verdampen
2. condenseren
3. stollen
4. smelten

01:24

Als het druppeltje gaat vliegen, in welke fase is het water dan?

1. vast
2. gas
3. vloeibaar
4. verdampen