N4 lineair of niet

N4 lineair of niet
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmboLeerjaar 3,4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

N4 lineair of niet

Slide 1 - Tekstslide

Vloeiende kromme
Horizontale grafiek
Lineaire grafiek
Periodieke grafiek

Slide 2 - Sleepvraag

Hoe noemen we deze grafiek?
A
Lineair
B
Vloeiende kromme
C
Parabool
D
Hyperbool

Slide 3 - Quizvraag

Hoe noemen we deze grafiek
A
Lineair
B
Rechte lijn
C
Vloeiende kromme
D
Parabool

Slide 4 - Quizvraag

Om een grafiek te tekenen heb je nodig:
A
Coördinaten
B
Een geo
C
Viltstiften
D
Een laptop

Slide 5 - Quizvraag

Schuif de grafieken naar de juiste plek.
Welke grafieken is een horizontale grafiek
Welke grafieken zijn lineair?
Plaats hier de grafieken die je nergens kunt plaatsen
Welke grafieken zijn vloeiende krommen?

Slide 6 - Sleepvraag

Welk soort grafiek hoort er bij een lineaire formule?
A
Vloeiende kromme
B
Rechte grafiek
C
Periodieke grafiek
D
Gebogen grafiek

Slide 7 - Quizvraag

Welk getal in de formule is het stijggetal?
Aantal kopieën = 35 + 5 x minuten
A
35
B
5
C
Aantal kopieën
D
Minuten

Slide 8 - Quizvraag

Is de grafiek die bij de formule hoort een stijgende of een dalende grafiek?
Aantal flesjes = 40 - 6 x aantal weken
A
Stijgend
B
Geen van beide
C
Dalend
D
Ik kan het niet aflezen in de formule

Slide 9 - Quizvraag

Wat moet je altijd vermelden als je een assenstelsel tekent?
A
Titel, eenheid x-as, eenheid y-as
B
Helemaal niets
C
Titel
D
De formule

Slide 10 - Quizvraag

Ik wil bij een grafiek een formule schrijven. Waarmee begint de formule?
A
Staat bij de horizontale as
B
Staat bij de verticale as
C
Begingetal
D
Stijg- of daalgetal

Slide 11 - Quizvraag

Welke variabelen zitten er in de formule:

Kosten in euro = 34 + 6,75 x aantal in uren
A
euro en uren
B
kosten in euro
C
kosten en aantal
D
aantal in uren

Slide 12 - Quizvraag

Welke eenheden zitten er in de formule:

Kosten in euro = 34 + 6,75 x aantal in uren
A
euro en uren
B
kosten in euro
C
kosten en aantal
D
aantal in uren

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het stijggetal van de volgende formule:


K = 3,12 - 54a
A
-3,12
B
54
C
-54
D
3,12

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het begingetal van de volgende formule:


K = 3,12 - 54a
A
-3,12
B
54
C
-54
D
3,12

Slide 15 - Quizvraag

Wat zijn de variabelen in deze formule H = 5 + 3t
A
H en t
B
5 en 3
C
3t
D
H

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de verkorte formule voor:
Gewicht in kg = 35 + 2,5 x aantal weken

Slide 17 - Open vraag