havo 4 lezen toetsweek 2

havo 4 lezen toetsweek 2
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 34 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

havo 4 lezen toetsweek 2

Slide 1 - Tekstslide

afspraken
je bent stil en doet niet iets anders tijdens uitleg en instructie

je bent actief en in stilte aan het lezen als dat gevraagd wordt

Slide 2 - Tekstslide

programma
  • leesvaardigheid pta 10 procent 2 x
  • lezen werk uit de middeleeuwen
periode 3
  • spelling overig en formuleren overig 1 x
  • leesvaardigheid diagnostisch
  • mondelinge taalvaardigheid debat pta 2 keer en 10 procent
  • toets over 6 gelezen boeken pta 10 procent en 1 keer








Slide 3 - Tekstslide

waarom lezen?


simpelweg verplicht onderdeel

jongeren lezen en schrijven steeds slechter

  • vergroten woordenschat
  • vergroten kennis
  • kennis opdoen
  • fake nieuws herkennen
  • mening vormen
  • beter worden in lezen
  • beter worden in schrijven
  • inlevingsvermogen vergroten
  • nieuwe werelden verkennen
  • ontspanning/ vermaak

Slide 4 - Tekstslide

stof voor de toets
Zie studiewijzer!

Slide 5 - Tekstslide

programma tot toetsweek
(bijna) iedere les 20 minuten in stilte lezen
gezamenlijk lezen
theorie
opdrachten maken

in principe, dus als je werkt in de lessen, geen ander huiswerk dan boeken lezen

Slide 6 - Tekstslide

donderdag 29 feb.
herhalen theorie onderbouw
zelfstandig lezen 20 minuten in absolute stilte en je let vooral op signaalwoorden en tekstverbanden.

Slide 7 - Tekstslide

herhaling theorie onderbouw
Hoofdzaken en tekststructuren
Een goed geschreven tekst heeft een duidelijke opbouw (inleiding, middenstuk en slot), een heldere tekststructuur. De inleiding en het  van een tekst zijn voorkeursplaatsen voor hoofdzaken van een tekst. 

De inleiding heeft twee functies: de aandacht trekken en het onderwerp introduceren. Het slot is bedoeld om de tekst af te ronden.


Slide 8 - Tekstslide

Het onderwerp van de tekst wordt in het middenstuk uitgewerkt in deelonderwerpen. In het middenstuk van een tekst tref je structurerende zinnen en signaalwoorden aan die het verband tussen alinea’s aangeven en je helpen hoofdzaken te vinden.

Slide 9 - Tekstslide

Meestal kun je de structuur van de tekst herkennen als je de tekst globaal leest. Je leest dan vooral de eerste en laatste zinnen van alle alinea’s en let op de tussenkopjes als die er zijn. Soms moet je de tekst precies lezen om erachter te komen welke structuur de tekst heeft.

Slide 10 - Tekstslide

Alinea's, kernzinnen en tekstverbanden
Je hebt geleerd dat de hoofdzaak van een alinea vaak in de kernzin (= de belangrijkste zin) staat, meestal de eerste zin en soms de laatste. In de zinnen voor of na de kernzin staat dan een nadere uitleg of een voorbeeld. Soms heeft een alinea geen kernzin. Dan moet je zelf de hoofdzaak bepalen.

Slide 11 - Tekstslide

De kernzin is ook weleens de tweede zin. De eerste zin kan dan het tekstverband met vorige of volgende alinea’s aangeven. Zo’n zin heet een structurerende zin.

Slide 12 - Tekstslide

De kernzin is ook weleens de tweede zin. De eerste zin kan dan het tekstverband met vorige of volgende alinea’s aangeven. Zo’n zin heet een structurerende zin.

Slide 13 - Tekstslide

Een chronologisch verband
beschrijft gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde.

vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, nadat, terwijl, dadelijk, intussen, binnenkort – ook jaartallen en data


Slide 14 - Tekstslide

In een opsommend verband 
In een opsommend verband worden dingen achter elkaar opgenoemd.

ten eerste, ten tweede, om te beginnen, bovendien, ook (nog), verder, ten slotte, en, niet alleen ... (maar) ook – ook liggende streepjes (–), getallen (1, 2, 3) of ‘dots’ (•)

Slide 15 - Tekstslide

In een tegenstellend verband 
 worden tegenovergestelde zaken genoemd.

 maar, tegenover, daarentegen, toch, echter, hoewel, ofschoon, ondanks dat, aan de ene kant … aan de andere kant

Slide 16 - Tekstslide

In een toelichtend verband 
wordt extra informatie gegeven bij een onderwerp, vaak in de vorm van een voorbeeld.

bijvoorbeeld, zo, als, zoals, denk aan, neem nou

Slide 17 - Tekstslide

Bij een concluderend verband
wordt een conclusie getrokken uit eerdere informatie in de tekst.

dus, daarom, dat houdt in, kortom, concluderend, al met al

Slide 18 - Tekstslide

Een redengevend verband
 geeft aan waarom iemand iets doet of vindt.

omdat, daarom, dus, want, de reden hiervoor is, dankzij

Slide 19 - Tekstslide

Een oorzakelijk verband 
laat zien waardoor iets gebeurt (buiten iemands wil).

doordat, daardoor, als gevolg van, dat komt door, het gevolg is, dus, dankzij

Slide 20 - Tekstslide

Een doel-middelverband 
geeft aan welk middel wordt gebruikt om een bepaald doel te bereiken.

opdat, zodat, om te, door middel van, met behulp van

Slide 21 - Tekstslide

Een vergelijkend verband
 laat een verschil of een overeenkomst zien.

in vergelijking met, (net) als, evenals, zoals – ook de vergrotende trap: meer / groter / beter enz. dan

Slide 22 - Tekstslide

Bij een samenvattend verband
 wordt een verkorte weergave van informatie uit de tekst gegeven.

kortom, samengevat, met andere woorden, al met al

Slide 23 - Tekstslide

aan de slag
In stilte lezen de tekst:
Moet je in Amsterdam geboren zijn om jezelf een Amsterdammer te mogen noemen

In je schrift
  1. noteer je de woorden die je niet kent
  2. beantwoord je in 100 woorden de vraag volgens welke definitie jij een echte Amsterdammer bent.
timer
20:00

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

lesdoelen
Ik kan aan de hand van de tekstdoelen en de specifieke kenmerken van de tekstsoorten bepalen of een tekst
  • een uiteenzetting
  • een beschouwing
  • of een betoog 
is.
Ik kan bepalen vanuit welk perspectief je een verhaal/boek leest.

Slide 26 - Tekstslide

Een tekst met als doel overtuigen en veel argumenten is een...

Slide 27 - Tekstslide

Een tekst met veel feiten en veel nieuwe informatie is een...

Slide 28 - Tekstslide

Een tekst waarin een onderwerp van verschillende kanten wordt belicht en waarbij je als lezer zelf een mening kunt vormen over het onderwerp is een...

Slide 29 - Tekstslide

Programma
lezen fragment uit Gerbrand Bakker, Perenbomen bloeien wit.

vragen maken bij de tekst

afmaken de opdrachten bij uiteenzetting, beschouwing en betoog
vrijdag: nakijken huiswerk, toets nabespreken en verder met de leesteksten en opdrachten. 

Slide 30 - Tekstslide

De tweeling Klaas en Kees en hun jongere broer Gerson spelen vaak 'zwart', een spel waarbij de belangrijkste regel is dat zij hun ogen niet open mogen doen.

Als de broers met hun vader en de hond Daan op een zondagmorgen met z'n allen in de auto zitten op weg naar opa en oma, verandert hun leven met een harde klap. Een auto-ongeluk zorgt ervoor dat Gerson blind wordt en de rest van zijn leven 'zwart' zal moeten spelen. Hoe zal dat gaan? Zal Gerson met hulp van de hond Daan zich gaan aanpassen aan zijn nieuwe leven? Ook voor zijn vader en zijn broers ziet de wereld er nu heel anders uit. Wat overeind blijft, is de warmte van het gezin.
Dit ontroerende verhaal wordt afwisselend verteld door drie stemmen: die van de tweeling, van Gerson en van de hond.

Slide 31 - Tekstslide

Perenbomen bloeien wit
let op:
het perspectief (door wiens ogen lees je het verhaal)



Slide 32 - Tekstslide

(af)maken opdrachten tekstsoorten

maken de opdrachten 1 t/m 7 op blz 10-14

Slide 33 - Tekstslide

lesdoelen en -programma
afmaken opdrachten bij onderwerp. 
20 minuten zelfstandig werken in stilte.
als je klaar bent nakijken huiswerk. Verbeteringen laten zien.

tweede les
nabespreken toets
theorie
blooket

Slide 34 - Tekstslide