Les 6 hfst. 2 Gezinnen in de tijd

Hoe is je rapport?
A
Toppie
B
Geen onvoldoendes
C
Ruimte voor verbetering
D
(nog) niet oke
1 / 38
volgende
Slide 1: Quizvraag
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Hoe is je rapport?
A
Toppie
B
Geen onvoldoendes
C
Ruimte voor verbetering
D
(nog) niet oke

Slide 1 - Quizvraag

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

§ 2.1 Arbeidsproductiviteit in een mensenleven
Arbeidsproductiviteit: productie per werknemer per tijdseenheid. Door stijging van de arbeidsproductiviteit stijgt de waarde van menselijk kapitaal.
De arbeidsproductiviteit stijgt door:
- ......................................................
- .......................................................
- .......................................................

Slide 4 - Tekstslide

Arbeidsproductiviteit bepaalt onder meer de loonkosten per product voor de bedrijven. Dit bepaalt weer onder andere de kostprijs van producten.
  

Totale loonsom / productie = loonkosten per eenheid product.


Als de arbeidsproductiviteit ........................ stijgt dan de lonen, nemen de kosten per eenheid product af en kunnen de prijzen ......................

Slide 5 - Tekstslide

§ 2.1 Arbeidsproductiviteit in een mensenleven
Arbeidsproductiviteit: productie per werknemer per tijdseenheid. Door stijging van de arbeidsproductiviteit stijgt de waarde van menselijk kapitaal.
De arbeidsproductiviteit stijgt door:
- scholing
- werkervaring
- specialisatie

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Arbeidsproductiviteit bepaalt onder meer de loonkosten per product voor de bedrijven. Dit bepaalt weer onder andere de kostprijs van producten.


Totale loonsom / productie = loonkosten per eenheid product.


Als de arbeidsproductiviteit meer stijgt dan de lonen, nemen de kosten per eenheid product af en kunnen de prijzen dalen.

Slide 8 - Tekstslide

Inter = Tussen

Tempo(reel) = Tijd. 

Intertemporele ruil houdt in dat je ruilt over tijd. 


Slide 9 - Tekstslide

§ 2.2 Looninkomen in een mensenleven
Scholing is één van de manieren om de arbeidsproductiviteit te verhogen.

Waarom is scholing investeren? 
...................................................................................................................................................................................................................................................................................................

Slide 10 - Tekstslide

Waarom is scholing ‘ruilen over de tijd’?
...............................................................
...............................................................
...............................................................
...............................................................
...............................................................
...............................................................
...............................................................

Slide 11 - Tekstslide

§ 2.2 Looninkomen in een mensenleven
Scholing is één van de manieren om de arbeidsproductiviteit te verhogen.

Waarom is scholing investeren? 
Je maakt nu kosten (scholing & gemist looninkomen) zodat je later hogere opbrengsten hebt (hogere verdiencapaciteit).

Slide 12 - Tekstslide

Waarom is scholing ‘ruilen over de tijd’?
Je loopt nu inkomsten mis en 'consumeert' scholing, maar later zijn de inkomsten hoger, waarmee je de naar voren gehaalde consumptie terugbetaalt.

Slide 13 - Tekstslide

Ruilen over de tijd 
Synoniem voor intertemporele ruil.

Lenen (je haalt consumptie naar voren)
Sparen (je stelt consumptie uit)
Rente = de prijs van tijd
SUPER BELANGRIJK!

Slide 14 - Tekstslide

§ 2.3 Consumptie in een mensenleven
Als je een min of meer permanent consumptieniveau wil hebben, moet je ruilen over de tijd. Meestal begin je met geld lenen (studie, koop huis), en betaal je dit later af. In het eerste geval geef je meer uit dan je verdient, daarna verdien je meer dan dat je aan goederen / diensten uitgeeft.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Slide 19 - Video

Slide 20 - Tekstslide

AOW
Bedrijfspensioen
Eigen middelen
Omslagstelsel
Kapitaaldekkingstelsel

Slide 21 - Sleepvraag

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Gevaren voor de sociale zekerheid
Probleem: 
- Sociale zekerheid dreigt onbetaalbaar te worden. - Actieven kunnen niet genoeg geld aan premies opbrengen voor de uitkeringen van de inactieven. 

Oorzaak:
- Snelle vergrijzing
- Hoge werkloosheid
- Lage arbeidsdeelname bij vrouwen

Mogelijke oplossingen:
- AOW leeftijd omhoog
- Premies omhoog, uitkeringen omlaag
- Meer actieven en minder inactieven

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Noem minstens drie manieren om
de AOW betaalbaar te houden?

Slide 27 - Open vraag

Slide 28 - Video

Waardevast: uitkering stijgt mee met de inflatie ( CPI )

Welvaartsvast: Uitkering stijgt mee met gemiddelde lonen



Slide 29 - Tekstslide

welvaartsvast
waardevast
Een uitkering die meestijgt met de gemiddelde cao-lonen noem je ....
Een uitkering die meestijgt met de consumentenprijsindex noem je ....

Slide 30 - Sleepvraag

Slide 31 - Video

Omslagstelsel:
betaalde AOW premies van werkenden worden direct doorgegeven aan de AOW-gerechtigden

Probleem omslagstelsel: vergrijzing

Oplossing: AOW-leeftijd omhoog naar 67

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Kapitaaldekkingsstelsel
Een pensioenfonds (bedrijfspensioen) werkt volgens het kapitaaldekkingsstelsel.

De werkenden van nu betalen premie voor hun eigen pensioenuitkering voor later.

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Bij het omslagstelsel ...
A
betaalt iedereen voor zichzelf
B
zijn uitkeringen waardevast
C
zijn uitkeringen welvaartsvast
D
is er sprake van verplichte solidariteit

Slide 36 - Quizvraag

Wat is het kapitaaldekkingsstelsel?
A
De ene partij beschikt over meer informatie. Doet zich bijvoorbeeld voor bij verzekeringen wanneer de ene partij meer weet dan de ander.
B
Ontvangen (sociale) premies in een jaar worden gebruikt om de uitkeringen in dat jaar te betalen.
C
Het (automatisch) tot stand komen van een evenwichtprijs voor een goed of dienst.
D
Uit individuele premiebetaling wordt vermogen gevormd voor de financiering van uitkeringen in de toekomst.

Slide 37 - Quizvraag

AOW-uitkeringen worden betaald met gebruik van het omslagstelsel
A
Onjuist; dan zou je zelf voor je AOW betalen
B
Juist; de AOW'ers hebben zelf de premies betaald
C
Juist; de werkenden betalen de premies voor de huidige AOW'ers
D
Onjuist; AOW is gebaseerd op het kapitaaldekkingsstelsel

Slide 38 - Quizvraag