9/9 Taalverzorging formuleren, h1, samengestelde zinnen 2m, les 2

Samengestelde zinnen

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Samengestelde zinnen

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Korte activiteit
  • Instructie/quiz
  • Werken 
  • Afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

ALTIJD SLECHTE WIFI -OF- JE WORDT 1 KEER PER WEEK ONVERWACHT IN JE GEZICHT GEPOEPT DOOR EEN VOGEL

Altijd slechte wifi of elke week vogelpoep in je gezicht: leg je keuze uit.

Slide 3 - Open vraag

Lesdoel:
Aan het einde van deze les:
  • weet je wat er met samengestelde zinnen wordt bedoeld
  • weet je wat voegwoorden zijn
  • kun je van twee zinnen een samengestelde zin maken
  • kan je een samengestelde zin herkennen en formuleren                                               


Slide 4 - Tekstslide

De leraar staat klaar.
De bel is gegaan.

Slide 5 - Open vraag

Plaats het voegwoord vooraan in de zin.

De leraar start de Lessonop op.
De leerlingen pakken ondertussen hun spullen uit hun tas.

Slide 6 - Open vraag

Samengestelde zinnen

  • In iedere zin staat een persoonsvorm. 
  • Zinnen met één persoonsvorm en één onderwerp noem je
    een enkelvoudige zin. 
  • Zinnen met twee of meer persoonsvormen noem je samengestelde zinnen. 
  • Bij elke persoonsvorm hoort een onderwerp.



Slide 7 - Tekstslide

Twee soorten zinnen
Enkelvoudige zin (1 pv):
De docent roept de leerlingen.
De leerlingen stoppen met praten.

Samengestelde zin (meer dan 1 pv):
De docent roept de leerlingen en de leerlingen stoppen met praten.

Slide 8 - Tekstslide

Twee soorten zinnen
Enkelvoudige zin (1 pv):
De docent roept de leerlingen.
Zij horen hem niet.

Samengestelde zin (meer dan 1 pv):
De docent roept de leerlingen, maar zij horen hem niet.

Slide 9 - Tekstslide

Voegwoorden
Twee enkelvoudige zinnen worden in een samengestelde zin vaak met elkaar verbonden door een voegwoord.

Voorbeelden voegwoorden:
en, maar, of, want, dus, omdat, terwijl, zodat, nadat, als, toen

Slide 10 - Tekstslide

Voegwoorden
Het voegwoord kan de twee enkelvoudige zinnen in het midden verbinden, maar het voegwoord kan ook vooraan staan. --> dan komen de twee persoonsvormen naar elkaar te staan.

  • De meeste leerlingen komen met de fiets naar school, terwijl er ook leerlingen zijn die met de auto worden gebracht.
  • Terwijl de meeste leerlingen op de fiets naar school komen, zijn er ook leerlingen die met de auto worden gebracht.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Vandaag is de laatste dag met verkort rooster.
Maandag hebben we weer een gewoon rooster.

Slide 13 - Open vraag

We zitten in de laatste weken zomer.
21 september begint de herfst.

Slide 14 - Open vraag

Werk voor deze les + huiswerk: 


Blz. 31,  opdracht 3 en 4
+ nakijken en verbeteren met een andere kleur!

Wat niet af is = huiswerk
Stel de volgende les vragen over fouten die je niet begreep!
timer
10:00

Slide 15 - Tekstslide

Lesdoel:
Aan het einde van deze les:
  • weet je wat er met samengestelde zinnen wordt bedoeld
  • weet je wat voegwoorden zijn
  • kun je van twee zinnen een samengestelde zin maken
  • kan je een samengestelde zin herkennen en formuleren                                               


Slide 16 - Tekstslide

Ik weet wat voegwoorden zijn.
Ik weet wat samengestelde zinnen zijn en ik kan die herkennen en formuleren.
😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Poll

Reflectie:
Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
Wat kan nog iets beter?

Slide 18 - Open vraag

Feedback:
Wat vond je fijn/goed aan deze les?
Wat zou je liever anders willen zien?

Slide 19 - Open vraag