In deze les zitten 17 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 90 min
Onderdelen in deze les
Baby voeding/Glucoseregeling
Slide 1 - Tekstslide
leerdoelen Anatomie
-De student kan de belangrijkste organen benoemen die betrokken zijn bij de glucoseregeling (zoals de alvleesklier, lever, spieren en vetweefsel).
-De student kan beschrijven wat er gebeurt bij te veel of te weinig glucose in het bloed.
-Opdracht
-Pauze
- Tweede deel van de les
Slide 2 - Tekstslide
Glucoseregeling in je lichaam
Glucose (suiker) is een belangrijke brandstof voor je lichaam. Het zorgt ervoor dat je energie hebt om te bewegen en te denken. Maar hoe zorgt je lichaam ervoor dat er niet te veel of te weinig glucose in je bloed zit.
Slide 3 - Tekstslide
De alvleesklier (pancreas)
Dit is de baas van de glucoseregeling!
De alvleesklier maakt insuline en glucagon, twee hormonen die helpen bij het regelen van je bloedsuiker.
Insuline verlaagt de bloedsuiker: als je eet, komt er glucose in je bloed. Insuline zorgt ervoor dat de cellen glucose opnemen en opslaan als energie.
Glucagon verhoogt de bloedsuiker: als je een tijdje niet eet, zorgt glucagon ervoor dat opgeslagen glucose weer vrijkomt in je bloed.
Slide 4 - Tekstslide
De lever
Werkt samen met de alvleesklier.
Slaat glucose op als een voorraad (glycogeen).
Geeft glucose af als het lichaam het nodig heeft.
Slide 5 - Tekstslide
De spieren
Gebruiken glucose om energie te maken.
Kunnen ook een beetje glucose opslaan.
Slide 6 - Tekstslide
Het vetweefsel
Insuline helpt om glucose op te slaan als vet als er te veel is.
Dit vet kan later weer worden gebruikt als energie.
Slide 7 - Tekstslide
Wat gebeurt er bij diabetes?
Bij diabetes werkt de insuline niet goed of wordt er te weinig gemaakt. Hierdoor blijft er te veel glucose in het bloed, wat slecht is voor het lichaam. Mensen met diabetes moeten soms insuline spuiten of hun voeding aanpassen.
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Lesdoelen:
Na deze les kunnen studenten:
-Het verschil uitleggen tussen borstvoeding en flesvoeding.
-De voordelen en nadelen van beide voedingsmethoden benoemen.
-De voedingsbehoefte van baby's van 0-4 maanden, 4-6 maanden en 6-12 maanden beschrijven.
Slide 10 - Tekstslide
Wat weten jullie al over borstvoeding en flesvoeding?
Slide 11 - Woordweb
Fasen van babyvoeding
0 - 4 maanden:
Exclusief borstvoeding of volledige flesvoeding.
Borstvoeding bevat antistoffen en past zich aan de behoeften van de baby aan.
Flesvoeding is een alternatief als borstvoeding niet mogelijk is.
Slide 12 - Tekstslide
4 - 6 maanden:
Langzaam starten met oefenhapjes (bijvoorbeeld groente- en fruitpuree), naast borst- of flesvoeding.
Baby’s leren smaken kennen, maar melk blijft de hoofdvoeding.
Slide 13 - Tekstslide
6 - 12 maanden:
Geleidelijk meer vaste voeding (groente, fruit, brood, ei, vis, vlees).
Overgang naar minder melkvoeding, maar borst- of flesvoeding blijft een belangrijk onderdeel.