Ik kan tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden.
Wat gaan we doen? (50 min)
Startopdracht blz. 102 (5 min)
Uitleg signaalwoorden (5 min)
Maken opdr. 1, blz. 103 (15 min)
Nakijken opdr. 1, blz. 103 (10 min)
Doel bereikt? (5 min)
Huiswerk: opdr. 2, blz. 104-105
Slide 2 - Tekstslide
DOEL
Ik kan chronologische, opsommende, tegenstellende en toelichtende verbanden in een tekst herkennen.
Wat gaan we doen? (40 min)
Nakijken opdr. 2, blz. 104-105 (10 min)
Uitleg tekstverbanden (5 min)
Maken opdr. 4, blz. 106-107 (10 min)
Nakijken opdr. 4, blz. 106-107 (10 min)
Doel bereikt? (5 min)
Slide 3 - Tekstslide
Antw. Opdracht 2 (blz. 104)
koerijden
eigen antwoord
a herkauwen (al. 2): voedsel nog een keer verwerken b tuigje (al. 2): riempje c schoft (al. 2): schouder van een groot viervoetig dier (eigenlijk: een hoge plek tussen de schouders) d Spaanse pas (al. 4): stap waarbij een dier zijn voorpoot hoog optilt en naar voren strekt e een verschil van dag en nacht (al. 5): een groot verschil f jolig (al. 5): vrolijk; uitbundig g met beleid (al. 6): voorzichtig h beuken (al. 6): met grote kracht slaan/duwen
Ze mocht van haar ouders geen paard hebben, maar er waren wel voldoende koeien in de buurt; daarom is ze gaan koerijden in plaats van paardrijden.
(1) De rug van een koe is breder dan die van een paard. (2) Een koe heeft geen schoft en een paard wel.
Slide 4 - Tekstslide
Antw. Opdracht 2 (blz. 104)
6. Jantien moet haar zadel goed vastmaken aan de staart van de koe. want a Anders glijdt ze naar voren als de koe gaat grazen. want b De koe heeft geen schoft.
7. Eerst, Dan, daarna
8. (1) opsommend verband: en; (2) tegenstellend verband: Maar, maar; (3) chronologisch verband: laatst + dit jaar; eerst + toen (het gaat hier om twee verschillende situaties/omstandigheden) [ook nog: redengevend verband: want; concluderend verband: dus, maar die zijn nog niet aan de orde geweest]
Slide 5 - Tekstslide
Antw. Opdracht 2 (blz. 104)
9 (1) Ze is ooit onder het schrikdraad door gekropen om bij Jantien te zijn. (2) Ze vraagt aandacht door zachtjes tegen Jantiens rug te duwen en aan Jantiens haar en jas te knabbelen.
10 (1) Ze rijdt niet lang op dezelfde koe: maximaal een half uur. (2) Ze doet alleen wat de dieren aankunnen. (3) Ze rijdt alleen op dieren die aangeven dat ze het leuk vinden.
11 in alinea 3 – toelichting: In deze alinea beschrijft Jantien hoe voorzichtig ze is met de koeien: eerst leert ze de koeien meelopen en wat kleine dingetjes doen. Dan laat ze ze twee tot drie maanden tot rust komen. Pas als de koeien daarna nog steeds naar Jantien toe komen, gaat ze ermee door, want dan weet ze dat de koeien het leuk vinden.
12 Volgens hem hebben koeien een sterke rug, dus een koe kan het gewicht van Jantien (50 kilo) makkelijk aan. Bovendien wordt Jantiens gewicht ook nog eens verdeeld door het zadel.
13 Als een koe niet wil dat er op haar gereden wordt, laat ze dat heus wel blijken / dan gebeurt het ook niet. – Jantien zegt in alinea 6: ‘Als ze het niet leuk vinden, laten ze het echt wel weten en dan ga ik er niet mee door. Toon Meesters zegt: ‘Als een koe het niet wil, dan gebeurt het ook niet.’
alinea 1 en 2 – toelichting: Hierop staat een van de deelonderwerpen. In deze alinea’s wordt duidelijk gemaakt wat het onderwerp is. Alinea 1 trekt de aandacht met een anekdote/spannende sfeer. Alinea 2 eindigt met de hoofdgedachte van de tekst (zie ook het antwoord op vraag 15).
5. a grimmige (al. 1): onprettige; griezelige b bladdert af (al. 1): laat met kleine schilfertjes los c weldenkend (al. 2): verstandig d ongekend (al. 2): erg bijzonder; nog niet eerder voorgekomen e aspect (al. 5): onderdeel f aanrader (al. 5): goede tip g hype (al. 6): rage h adrenalinekick (kader): opwindend gevoel na een spannende gebeurtenis
8. Niemand laat zich tegen betaling vrijwillig opsluiten in een griezelige kamer. ↔ Steeds meer mensen laten zich tegen betaling vrijwillig opsluiten in een griezelige kamer.
9. Je zou verwachten dat de Escape Room een nieuw spel is, want spellen die al langer bestaan, worden (meestal) niet opeens weer erg populair. Maar dat is niet zo; vandaar het woordje ‘Toch’.
10. toelichtend verband – In de tweede zin wordt uitgelegd waarom het idee niet heel nieuw is.
11. Het is een online spel dat je nu in de ‘echte wereld’ kunt spelen; meestal gaat het andersom: dan wordt van een ‘echt’ spel een onlineversie gemaakt.
12. Volgens hem vinden mensen het geweldig dat ze een avontuur beleven in een heel andere wereld / in een magisch gebied, waarin andere regels gelden dan normaal.
13. Het sociale aspect van Escape Rooms is dat je met elkaar moet samenwerken om tot een oplossing te komen en dat je elkaar daarbij goed leert kennen. Het heeft er dus vooral mee te maken dat je samen iets doet.
14. Alinea 6 bevat een toekomstverwachting en dat is een goede manier om een tekst af te sluiten.
15. B Escape Rooms, kamers waaruit je (als spel) binnen een uur moet ontsnappen, zijn een enorm succes.