Examentermen CM 1.1 t/m 1.6

1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
marketingMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Het aandeel van jouw grootste concurrent is 25%. Jij hebt een marktaandeel van 50%. Wat is het relatieve marktaandeel?
A
2
B
1
C
0,5
D
4

Slide 4 - Quizvraag

Peter koopt een duurzaam artikel opnieuw aan, hoet heet deze vraag?
A
Initiële vraag
B
Vervangingsvraag
C
Additionele vraag
D
Herhalingsaankoop

Slide 5 - Quizvraag

Haiko heeft in 2018 een tweede auto aangeschaft, hoe heet deze vraag naar een extra product?
A
Vervanginsvraag
B
Initiële vraag
C
Potentiële vraag
D
Additionele vraag

Slide 6 - Quizvraag

De effectie vraag is ....
A
de daadwerkelijke vraag van afnemers.
B
de vraag van alle mensen die interesse hebben.
C
De vraag van afnemers die het voor eerst aankopen.
D
Geen van bovenstaande antworden.

Slide 7 - Quizvraag

Het aandeel van jouw bedrijf in verhouding tot je grootste concurrent heet ...
A
Marktaandeel
B
Relatief marktaandeel
C
Potentiële vraag
D
Geen van bovenstaande antwoorden.

Slide 8 - Quizvraag

Welke cijfercombinatie is juist. De effectieve vraag bestaat uit:
1. Additionele vraag
2. Potentiële vraag
3. Vervangingsvraag
4. Initiële vraag
A
123
B
124
C
134
D
234

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Wat is een kenmerk van de kopersmarkt?
A
Aanbod is groter dan de vraag.
B
Meer vraag dan aanbod.
C
Verkopers bepalen de prijs.

Slide 18 - Quizvraag

Er is meer vraag dan aanbod. Welk gevolg heeft dit?
A
Klanten bepalen de prijs
B
Verkopers bepalen de prijs

Slide 19 - Quizvraag

Deze producten kan je niet onderscheiden en lijken op elkaar.
A
Heterogene producten
B
Homogene producten

Slide 20 - Quizvraag

Op deze markt zijn er veel concurrenten en zijn er heterogene producten.
A
Monopolistische concurrentie
B
Volledig vrije mededing
C
Oligopolie
D
Monopolie

Slide 21 - Quizvraag

De biermarkt is een valt onder de volgende marktvorm:
A
Monopolie
B
Oligopolie
C
Volledig vrije mededinging
D
Monopolistische concurrentie

Slide 22 - Quizvraag

De NS is jarenlang de enige aanbieder geweest van treinreizen. Welke marktvorm hadden ze toen der tijd?
A
Oligopolie
B
Monopolistische concurrentie
C
Monopolie
D
Volledig mededinging

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Tekstslide

Een fietsenmaken maakt reclame op de radio om de nieuwe fiets te promoten. Van welke marketingvorm is hier sprake?
A
Business-to-businessmarketing
B
Consumentenmarketing.
C
Detaillistenmarketing
D
Trade-marketing

Slide 25 - Quizvraag

Om een product te promoten geeft men een demonstratie aan winkels. Van welke marketingvorm is er sprake?
A
Consumentenmarketing
B
Detaillistenmarketing
C
Detailhandelsmarketing

Slide 26 - Quizvraag

In een ziekenhuis is er aangeboden om naar een kapper te gaan. Welke marketingvorm is dit?
A
Business-to-businessmarketing
B
Consumentenmarketing
C
Dienstenmarketing

Slide 27 - Quizvraag

Een bedrijf gebruikt de folder die ze gemaakt hebben voor zowel de consumenten als zakelijke markt. Welke marketingvorm is dit?
A
Consumentenmarketing
B
Detailhandelsmarketing
C
Duale marketing

Slide 28 - Quizvraag

Slide 29 - Tekstslide

In welke fase valt de fieldresearch?
A
Probleemanalyse
B
Rapportage
C
Verzamelen van gegevens
D
Presentatie en evaluatie

Slide 30 - Quizvraag

Willem heeft alle gegevens verzameld en bekeken. Hier zijn een aantal uitkomsten uit gekomen. Wat is de volgende fase in het onderzoeksproces?
A
Analyser en interpreteren
B
Rapportage
C
Probleemanalyse
D
Opstellen onderzoeksplan

Slide 31 - Quizvraag

Men is bezig met het bepalen van het doel voor het onderzoek. Welke fase is dit?
A
Probleemanalyse
B
Rapportage
C
Opstellen onderzoeksplan
D
Presentatie en evaluatie

Slide 32 - Quizvraag

Zet het marktonderzoeksproces in de juiste volgorde:
1. Rapportage
2. Probleemanalyse
3. Presentatie en evaluatie
4. Opstellen onderzoeksplan
5. Verzamelen van gegevens.
6. Analyse en interpretatie van gegevens.

Slide 33 - Open vraag

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Wat is een kenmerk van deskresearch?
A
Primarie gegevens
B
Secundaire gegevens
C
Kost veel geld
D
Betrouwbaar

Slide 40 - Quizvraag

Wat is geen kenmerk van fieldresearch?
A
Snel uit te voeren
B
Betrouwbaar
C
Primaire gegevens

Slide 41 - Quizvraag

Een onderzoek wordt onder een kleine groep mensen gehouden, dit is een vorm van ...
A
Kwalitatief onderzoek
B
Kwantitatief onderzoek

Slide 42 - Quizvraag

Er worden interviews gehouden, welke onderzoeksvorm is hier van toepassing?
A
Kwalitatief
B
Kwantitatief

Slide 43 - Quizvraag

Er worden vragen gesteld waarbij een grote groep mensen een cijfer moet geven. Welk onderzoek is dit?
A
Kwalitatief
B
Kwantitatief

Slide 44 - Quizvraag

Er zit geen diepgang in de vragen. Dit is een vorm van ...
A
Kwalitatief onderzoek
B
Kwantitatief onderzoek

Slide 45 - Quizvraag

Primaire gegevens
Secundaire gegevens
Interview
Literatuur

Slide 46 - Sleepvraag

Slide 47 - Tekstslide

Er wordt een vragenlijst afgenomen die van te voren vast ligt. Welke vorm is dit?
A
Gestructureerd interview
B
Half-gestructureerd interview

Slide 48 - Quizvraag

Welke vorm van enquête afnemen kost het minste geld?
A
Digitaal
B
Face-to-face
C
Telefonisch

Slide 49 - Quizvraag

Welke methode is het meest betrouwbaar?
A
Digitaal
B
Face-to-face
C
Telefonisch

Slide 50 - Quizvraag

Wat is geen kenmerk van een half-gestructureerd interview?
A
Vragen liggen niet vast
B
Onderwerpen liggen vast
C
Volgorde van vragen ligt vast

Slide 51 - Quizvraag