In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 120 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Het aandeel van jouw grootste concurrent is 25%. Jij hebt een marktaandeel van 50%. Wat is het relatieve marktaandeel?
A
2
B
1
C
0,5
D
4
Slide 4 - Quizvraag
Peter koopt een duurzaam artikel opnieuw aan, hoet heet deze vraag?
A
Initiële vraag
B
Vervangingsvraag
C
Additionele vraag
D
Herhalingsaankoop
Slide 5 - Quizvraag
Haiko heeft in 2018 een tweede auto aangeschaft, hoe heet deze vraag naar een extra product?
A
Vervanginsvraag
B
Initiële vraag
C
Potentiële vraag
D
Additionele vraag
Slide 6 - Quizvraag
De effectie vraag is ....
A
de daadwerkelijke vraag van afnemers.
B
de vraag van alle mensen die interesse hebben.
C
De vraag van afnemers die het voor eerst aankopen.
D
Geen van bovenstaande antworden.
Slide 7 - Quizvraag
Het aandeel van jouw bedrijf in verhouding tot je grootste concurrent heet ...
A
Marktaandeel
B
Relatief marktaandeel
C
Potentiële vraag
D
Geen van bovenstaande antwoorden.
Slide 8 - Quizvraag
Welke cijfercombinatie is juist. De effectieve vraag bestaat uit: 1. Additionele vraag 2. Potentiële vraag 3. Vervangingsvraag 4. Initiële vraag
A
123
B
124
C
134
D
234
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Wat is een kenmerk van de kopersmarkt?
A
Aanbod is groter dan de vraag.
B
Meer vraag dan aanbod.
C
Verkopers bepalen de prijs.
Slide 18 - Quizvraag
Er is meer vraag dan aanbod. Welk gevolg heeft dit?
A
Klanten bepalen de prijs
B
Verkopers bepalen de prijs
Slide 19 - Quizvraag
Deze producten kan je niet onderscheiden en lijken op elkaar.
A
Heterogene producten
B
Homogene producten
Slide 20 - Quizvraag
Op deze markt zijn er veel concurrenten en zijn er heterogene producten.
A
Monopolistische concurrentie
B
Volledig vrije mededing
C
Oligopolie
D
Monopolie
Slide 21 - Quizvraag
De biermarkt is een valt onder de volgende marktvorm:
A
Monopolie
B
Oligopolie
C
Volledig vrije mededinging
D
Monopolistische concurrentie
Slide 22 - Quizvraag
De NS is jarenlang de enige aanbieder geweest van treinreizen. Welke marktvorm hadden ze toen der tijd?
A
Oligopolie
B
Monopolistische concurrentie
C
Monopolie
D
Volledig mededinging
Slide 23 - Quizvraag
Slide 24 - Tekstslide
Een fietsenmaken maakt reclame op de radio om de nieuwe fiets te promoten. Van welke marketingvorm is hier sprake?
A
Business-to-businessmarketing
B
Consumentenmarketing.
C
Detaillistenmarketing
D
Trade-marketing
Slide 25 - Quizvraag
Om een product te promoten geeft men een demonstratie aan winkels. Van welke marketingvorm is er sprake?
A
Consumentenmarketing
B
Detaillistenmarketing
C
Detailhandelsmarketing
Slide 26 - Quizvraag
In een ziekenhuis is er aangeboden om naar een kapper te gaan. Welke marketingvorm is dit?
A
Business-to-businessmarketing
B
Consumentenmarketing
C
Dienstenmarketing
Slide 27 - Quizvraag
Een bedrijf gebruikt de folder die ze gemaakt hebben voor zowel de consumenten als zakelijke markt. Welke marketingvorm is dit?
A
Consumentenmarketing
B
Detailhandelsmarketing
C
Duale marketing
Slide 28 - Quizvraag
Slide 29 - Tekstslide
In welke fase valt de fieldresearch?
A
Probleemanalyse
B
Rapportage
C
Verzamelen van gegevens
D
Presentatie en evaluatie
Slide 30 - Quizvraag
Willem heeft alle gegevens verzameld en bekeken. Hier zijn een aantal uitkomsten uit gekomen. Wat is de volgende fase in het onderzoeksproces?
A
Analyser en interpreteren
B
Rapportage
C
Probleemanalyse
D
Opstellen onderzoeksplan
Slide 31 - Quizvraag
Men is bezig met het bepalen van het doel voor het onderzoek. Welke fase is dit?
A
Probleemanalyse
B
Rapportage
C
Opstellen onderzoeksplan
D
Presentatie en evaluatie
Slide 32 - Quizvraag
Zet het marktonderzoeksproces in de juiste volgorde: 1. Rapportage 2. Probleemanalyse 3. Presentatie en evaluatie 4. Opstellen onderzoeksplan 5. Verzamelen van gegevens. 6. Analyse en interpretatie van gegevens.
Slide 33 - Open vraag
Slide 34 - Tekstslide
Slide 35 - Tekstslide
Slide 36 - Tekstslide
Slide 37 - Tekstslide
Slide 38 - Tekstslide
Slide 39 - Tekstslide
Wat is een kenmerk van deskresearch?
A
Primarie gegevens
B
Secundaire gegevens
C
Kost veel geld
D
Betrouwbaar
Slide 40 - Quizvraag
Wat is geen kenmerk van fieldresearch?
A
Snel uit te voeren
B
Betrouwbaar
C
Primaire gegevens
Slide 41 - Quizvraag
Een onderzoek wordt onder een kleine groep mensen gehouden, dit is een vorm van ...
A
Kwalitatief onderzoek
B
Kwantitatief onderzoek
Slide 42 - Quizvraag
Er worden interviews gehouden, welke onderzoeksvorm is hier van toepassing?
A
Kwalitatief
B
Kwantitatief
Slide 43 - Quizvraag
Er worden vragen gesteld waarbij een grote groep mensen een cijfer moet geven. Welk onderzoek is dit?
A
Kwalitatief
B
Kwantitatief
Slide 44 - Quizvraag
Er zit geen diepgang in de vragen. Dit is een vorm van ...
A
Kwalitatief onderzoek
B
Kwantitatief onderzoek
Slide 45 - Quizvraag
Primaire gegevens
Secundaire gegevens
Interview
Literatuur
Slide 46 - Sleepvraag
Slide 47 - Tekstslide
Er wordt een vragenlijst afgenomen die van te voren vast ligt. Welke vorm is dit?
A
Gestructureerd interview
B
Half-gestructureerd interview
Slide 48 - Quizvraag
Welke vorm van enquête afnemen kost het minste geld?
A
Digitaal
B
Face-to-face
C
Telefonisch
Slide 49 - Quizvraag
Welke methode is het meest betrouwbaar?
A
Digitaal
B
Face-to-face
C
Telefonisch
Slide 50 - Quizvraag
Wat is geen kenmerk van een half-gestructureerd interview?