In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Onderdelen in deze les
week 3
Slide 1 - Tekstslide
De fabrikant van Sokke & Fukke kalenders gaat een marketingcampagne uitrollen waarbij de doelstelling is om de spontane bekendheid van de Sokke & Fukke kalenders te vergroten. Wat dient de opzet van het marktonderzoek te zijn om de gerealiseerde toename in de spontane bekendheid door deze campagne te meten?
A
Verklarend en kwantitatief marktonderzoek
B
Verklarend en kwalitatief marktonderzoek
C
Beschrijvend en kwantitatief marktonderzoek
D
Beschrijvend en kwalitatief marktonderzoek
Slide 2 - Quizvraag
Fiene is bezig met een marktonderzoek. Ze maakt een lijst van de verschillende motieven die klanten hebben om hun product te kopen. Van welk type marktonderzoek is dit een voorbeeld?
A
Beschrijvend marktonderzoek
B
Verkennend marktonderzoek
C
Verklarend marktonderzoek
D
Voorspellend marktonderzoek
Slide 3 - Quizvraag
Bol brengt hun leveranciers in kaart. Ze willen graag onderzoeken of deze bedrijven voldoen aan hun eisen en afspraken. Welke vorm van onderzoek moet het bedrijf hiervoor uitvoeren?
A
Afnemersanalyse
B
leveranciersonderzoek
C
benchmarking
D
haalbaarheidsonderzoek
Slide 4 - Quizvraag
Er worden interviews gehouden, welke onderzoeksvorm is hier van toepassing?
A
Kwalitatief
B
Kwantitatief
Slide 5 - Quizvraag
De mate waarin de resultaten van een onderzoek bij herhaling overeen zullen komen met het voorgaande onderzoek.
Welk begrip is hier beschreven?
A
Betrouwbaarheid
B
Representativiteit
C
Validiteit
Slide 6 - Quizvraag
Familie Stevens heeft een auto bij huis. Omdat vader en moeder regelmatig beide van huis zijn besluiten ze een 2e auto aan te schaffen. Hoe noem je de vraag naar deze auto?
A
Initiële vraag
B
Additionele vraag
C
Vervangingsvraag
Slide 7 - Quizvraag
1 - Afgelopen jaar zijn er 225.000 seizoenkaarten verkocht door voetbalclubs van de Eredivisie. Van welk type vraag is hier sprake?
A
Additionele vraag
B
Effectieve vraag
C
Potentiële vraag
D
Vervangingsvraag
Slide 8 - Quizvraag
Dit is de eerste aankoop van een product door een afnemer
A
vervangingsvraag
B
initiële vraag
C
potentiële vraag
D
primaire vraag
Slide 9 - Quizvraag
Mark koopt nieuwe sportschoenen. Zijn oude schoenen gebruikt hij als hij met slecht weer moet trainen. Van welke soort vraag is hier sprake?
A
Additionele vraag
B
Vervangingsvraag
C
Initiële vraag
D
Potentiële vraag
Slide 10 - Quizvraag
Wat is een marktaandeel?
A
Verkopen van het bedrijf in procenten van de verkopen in de hele markt.
B
De verkopen van het bedrijf in euro's.
C
Verkopen van de hele markt in procenten van de verkopen van het bedrijf.
D
Aantal producten dat door het bedrijf verkocht wordt.
Slide 11 - Quizvraag
Ik wissel mijn diesel auto in voor een Tesla
A
Initiële vraag
B
Additionele vraag
C
Vervangingsvraag
D
Slecht Idee
Slide 12 - Quizvraag
Wat is een voorbeeld van een relatief marktaandeel?
A
Friesland College verliest in 3 jaar tijd 20% van de studenten
B
Friesland College trekt de helft meer studenten aan dan Friese Poort in dezelfde periode
C
Friesland College trekt een vijfde studenten meer aan door demografische groei
D
Friesland College trekt evenveel studenten aan als vorig jaar
Slide 13 - Quizvraag
Welke van de volgende beweringen is juist? I Bij deskreserach maak je gebruik van secundaire gegevens. II Secundaire gegevens kun je zowel intern als extern vinden.
A
Alleen bewering I is juist.
B
Alleen bewering II is juist.
C
Beide beweringen zijn juist
D
Beide beweringen zijn onjuist
Slide 14 - Quizvraag
Bij welke marktvorm heeft een aanbieder veel invloed op de prijs?
A
Monopolie
B
Volledige mededinging
C
Oligopolie
Slide 15 - Quizvraag
Wat is kwalitatief onderzoek?
A
Onderzoek dat gericht is op het begrijpen van de ervaringen, attitudes en meningen van mensen
B
Onderzoek dat gericht is op het verzamelen van kwantitatieve gegevens
C
Onderzoek dat alleen wordt uitgevoerd door middel van deskresearch
D
Onderzoek dat alleen wordt uitgevoerd door middel van fieldresearch
Slide 16 - Quizvraag
Wat is benchmarking?
A
Het vergelijken van de eigen prestaties met die van concurrenten of beste praktijken in de industrie
B
Een methode om producten te evalueren
C
Het analyseren van financiële prestaties van een bedrijf
D
Het creëren van een strategisch plan
Slide 17 - Quizvraag
B2C-marketing is hetzelfde als consumentenmarketing
A
Juist
B
Onjuist
Slide 18 - Quizvraag
Wat zijn de verschillen tussen B2B en B2C
A
B2B heeft een afgeleide vraag
B
B2B heeft een autonome vraag
C
B2C heeft een afgeleide vraag
D
B2C heeft alleen een initiële vraag
Slide 19 - Quizvraag
Wat is de eerste fase in het marktonderzoeksproces?
A
Analyseren van onderzoeksgegevens
B
Verzamelen van onderzoeksgegevens
C
Opstellen onderzoeksplan
D
Probleemanalyse
Slide 20 - Quizvraag
Is er bij het aanbieden van 4G abonnementen sprake van van heterogeen oligopolie of homogeen oligopolie?
A
Homogeen oligopolie
B
Heterogeen oligopolie
Slide 21 - Quizvraag
Bikeforlife is een producent van hybride fietsen. De producent levert zijn fietsen aan verschillende exclusieve fietswinkels in Nederland. Bikeforlife heeft onlangs op een vakbeurs voor distributeurs en winkeliers uit de fietsbranche zijn nieuwste modellen gepresenteerd. Van welke vorm van marketing is hier sprake? Geef alle juiste antwoorden.
A
B2B
B
B2C
C
Consumentenmarketing
D
Trademarketing
Slide 22 - Quizvraag
In welke fase wordt de uiteindelijke aankoopbeslissing genomen?
A
Informatie zoeken
B
Evalueren van alternatieven
C
Probleemherkenning
D
Aankoopbeslissing
Slide 23 - Quizvraag
Kwalitatief onderzoek
A
is betrouwbaarder dan kwantitatief
B
zorgt voor grotere dataverzamelingen
C
gebeurt vaak via online enquetes
D
is makkelijker dan kwantitatief onderzoek
Slide 24 - Quizvraag
Twee beweringen over homogeen/heterogeen oligopolie.
I. Bij heterogeen oligopolie kan beter op prijs geconcurreerd worden dan bij homogeen oligopolie. II. Bij heterogeen oligopolie hebben de bedrijven meer voordeel van een kartel dan bij homogeen oligopolie.
A
Beide zijn goed
B
1 is goed en 2 is fout
C
1 is fout en 2 is goed
D
Beide zijn fout
Slide 25 - Quizvraag
Welk kenmerk hoort bij een verkopersmarkt?
A
De vraag is groter dan het aanbod, aanbieders hebben grote invloed op de prijs.
B
De vraag is groter dan het aanbod, afnemers hebben grote invloed op de prijs.
C
Het aanbod is groter dan de vraag, aanbieders hebben grote invloed op de prijs.
D
Het aanbod is groter dan de vraag, afnemers hebben grote invloed op de prijs.
Slide 26 - Quizvraag
Wat is een kenmerk van de kopersmarkt?
A
Aanbod is groter dan de vraag.
B
Meer vraag dan aanbod.
C
Verkopers bepalen de prijs.
Slide 27 - Quizvraag
Wat is geen doel van marktonderzoek?
A
Behoefte van de consument onderzoeken
B
Onderzoeken of het product voldoet aan de behoefte van de consument
C
Evalueren of opdrachtgever tevreden is met het product
D
Onderzoeken wat de consument van een product vindt
Slide 28 - Quizvraag
Wat is een monopolie?
A
Dat je specerijen mag kopen
B
Dat je geweld mag gebruiken om specerijen te kopen
C
een ziekte die je aan boord kon krijgen
D
Dat jij als enige mag handelen in specerijen
Slide 29 - Quizvraag
Wat is een oligopolie?
A
Een markt met een klein aantal aanbieders
B
Een markt met veel aanbieders
C
Een markt waar de prijs wordt bepaald door de consument
D
Een markt zonder concurrentie
Slide 30 - Quizvraag
Een kwantitatief onderzoek is:
A
onderzoekt meningen
B
geeft de motivatie van kopers aan
C
kijkt naar meetbare marktgegevens
D
Kan niet zonder kwalitatief onderzoek
Slide 31 - Quizvraag
Wat is Fieldresearch?
A
Onderzoek doen naar bestaande gegevens
B
Onderzoek doen naar nieuwe gegevens
Slide 32 - Quizvraag
Welke marktvorm?
A
Volkomen concurrentie
B
Monopolistische concurrentie
C
Oligopolie
D
Monopolie
Slide 33 - Quizvraag
Stap 3 van het marktonderzoeksproces is?
A
Probleemstelling formuleren
B
Deskresearch
C
Fieldresearch
D
Rapporteren
Slide 34 - Quizvraag
AH heeft in de weekfolder een aanbieding voor een 6-Pack Coca Cola blikjes Dit is een voorbeeld van: