Par 4 - Het verteringsstelsel

Welkom!
Zitten op je eigen plek
Telefoon op stil en in je tas
Boek+schrift/chromebook op tafel
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!
Zitten op je eigen plek
Telefoon op stil en in je tas
Boek+schrift/chromebook op tafel

Slide 1 - Tekstslide

Basis: Thema 10
Kader: Thema 11

Voeding en vertering

Slide 2 - Tekstslide

Voeding en vertering
KB
11.1 - Enzymen
11.2 - Voedingsmiddelen en voedingsstoffen
11.3 - Voeding en leefstijl
11.4 - Het verteringsstelsel
11.5 - De organen voor vertering
11.6 - Planteneters, vleeseters en alleseters

BB
10.1 - Voedsel en voedselbederf
10.2 - Voedingsmiddelen en voedingsstoffen
10.3 - Voeding en leefstijl
10.4 - Het verteringsstelsel
10.5 - De organen voor vertering
10.6 - Planteneters, vleeseters en alleseters

Slide 3 - Tekstslide

Herhaling par. 1 - 3

Slide 4 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een voedingsmiddel en een voedingsstof?

Slide 5 - Tekstslide

Welke twee groepen voedingsmiddelen zijn er?

Slide 6 - Tekstslide

Welke 4 functies hebben voedingsstoffen?

Slide 7 - Tekstslide

Welke 6 voedingsstoffen zijn er?

Slide 8 - Tekstslide

Voedselbederf
Maakt je ziek
Voedsel bedorven door bacteriën en schimmels
Kader:
Eten van voedsel met giftige stoffen die gemaakt zijn door bacteriën en schimmels - voedselvergiftiging
Eten van voedsel met daarin bacteriën en schimmels - voedselinfectie

Slide 9 - Tekstslide

Schimmels
bestaan uit: dunne draden
planten zich voort door: sporen

Slide 10 - Tekstslide

Bacteriën
bestaan uit: één cel
planten zich voort door: celdeling

Slide 11 - Tekstslide

Voedsel conserveren
Conserveren = behandelen zodat het minder snel bederft. Door de organismen die bederf veroorzaken te doden of te voorkomen dat ze kunnen voortplanten/groeien.

Net als mensen en dieren hebben bacteriën en schimmels nodig:
  • Een goede temperatuur om voort te planten
  • Voldoende zuurstof
  • Voldoende vocht
Daar maken we gebruik van bij conserveren van voedingsmiddelen.
Bacteriën zijn wel sterker dan wij en kunnen bij extremere omstandigheden blijven leven!

Slide 12 - Tekstslide

Stofwisseling
Vindt plaats in alle levende organismen
Stoffen omgezet in andere stoffen
Voorbeeld: afbraak of opbouw van eiwitten

Afbraak/omzetten vaak d.m.v. enzymen

Slide 13 - Tekstslide

Enzymen

Slide 14 - Tekstslide

Schijf van vijf

Slide 15 - Tekstslide

Energiebehoefte
- Hoeveelheid beweging
- Temperatuur
- Lengte
- Gewicht
- Leeftijd
- Geslacht

Kader: dit bepaalt je grondstofwisseling (hoe snel brandstoffen worden verbruikt)

Slide 16 - Tekstslide

Overgewicht en ondergewicht
Overvoeding: Te veel eten (meer energie dan nodig) -> overgewicht
Grotere kans op hart- en vaatziekten / diabetes
Bijv. door te veel koolhydraten (worden omgezet in vetten)

Ondervoeding: Te weinig eten (minder energie dan nodig) -> vermagering
Lichaam aangetast -> kan je ziek van worden (anorexia nervosa)

Slide 17 - Tekstslide

Eetstoornissen
Anorexia nervosa: Extreem weinig eten en erg dun.
Boulimia nervosa: Heel veel eten, maar  vervolgens compenseren: zoals kosten, laxeermiddelen of overmatig sporten. Vaak een "gezond" gewicht.
Vreetbuistoornis: "Binge eten", heel veel eten zonder te compenseren. Vaak met overgewicht.

Slide 18 - Tekstslide

Energie (Kilojoule & Kilocalorie)
De hoeveelheid energie wordt aangegeven in kilojoule (kJ) of kilocalorie (kcal). 

1 kJ = 4.2 kcal

Slide 19 - Tekstslide

Paragraaf 4: Het verteringsselsel



Blz 39 (B) / 41 (K) 

Slide 20 - Tekstslide

Doelen van deze les
Je kunt omschrijven wat vertering is
Je kent vijf verteringsklieren
Kader: Je weet wat de functie van verteringssappen en enzymen is
Je kunt de functie van darmperistaltiek omschrijven
Kader: Je kan beschrijven hoe darmperistaltiek tot stand komt

Slide 21 - Tekstslide

Een korte reis
  • 4 stappen:
  • Mond/keel (huig/strotklepje)
  • Maag (maagportier)
  • Twaalfvingerige darm
  • Dunne/dikke darm

Slide 22 - Tekstslide

Vertering
Kleiner maken van voedsel
Voedsel gaat via mond tot anus -> darmkanaal
Doel: voedingsmiddelen afbreken tot kleine stukjes -> door de darmwand in het bloed

Slide 23 - Tekstslide

Vertering
Tussen organen van vertering zitten 'poortjes' die zorgen dat de voedselbrij in de juiste richting stroomt en dus niet terug kan stromen

Slide 24 - Tekstslide

Verteringssappen
Gemaakt in verteringsstelsel -> allemaal eigen taak
Verteringssappen knippen voedingsstoffen in stukjes
Gemaakt door:
- Speekselklieren -> speeksel
- Maagsapklieren -> maagsap
- Lever -> gal
- Alvleesklier -> alvleessap
- Darmsapklier -> darmsap

Slide 25 - Tekstslide

Vertering
Niet alles dat je eet wordt verteerd
Voedingsvezels niet -> stimuleren darmperistaltiek (volgende slide)
Alles wat overblijft -> onverteerde voedselresten
Opgeslagen in endeldarm

Slide 26 - Tekstslide

Darmperistaltiek
Om en om samentrekken van lengtespieren en kringspieren
Doel: 
- voedselbrij kneden
- Voedselbrij voortstuwen
- Voedselbrij vermengen met verteringssappen

Kader: Vezels prikkelen de spieren in de darmwand

Slide 27 - Tekstslide

Darmperistaltiek

Slide 28 - Tekstslide

Vragen?

Slide 29 - Tekstslide

Aan het werk
Basis: Opdracht 1 t/m 6
Kader: Opdracht 1 t/m 6

Laatste 5 minuten: moeilijke opdrachten bespreken

Slide 30 - Tekstslide