H3: Voorbereiding toets

Le cours de français
Préparation 
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Le cours de français
Préparation 

Slide 1 - Tekstslide

Les objectifs d'apprentissage
Après ce cours, je suis capable de:

- comprendre l'adjectif
- les verbes en -re

Slide 2 - Tekstslide

L'adjectif
Enkelvoud
Meervoud
Mannelijk
-
+s
Vrouwelijk
+e
+es

Slide 3 - Tekstslide

L'adjectif
Let op:
1. Vorm
2. Plek --> alles achter het zelfstandig voornaamwoord behalve:
bon, grand, petit, premier, dernier, joli, jeune, vieux, nouveau, mauvais, long, beau


Slide 4 - Tekstslide

L'adjectif
Uitzonderingen:

Mannelijk
Vrouwelijk
Voorbeeld
-ien
-ienne
italien, italienne
-eux
-euse
heureux, heureuse
-if
-ive
sportif,  sportive

Slide 5 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
La fleur est vert.
B
La fleur est verte.

Slide 6 - Quizvraag

Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
La plage est petit
B
La plage est petits
C
La plage est petite
D
La plage est petites

Slide 7 - Quizvraag

1. Les ... filles... (grand)
2. Le ... chat ... (intelligent)
3. Une ... mère ... (gentil)
4. Marie et Claire sont ... (sportif)
5. Jean est ... (italien)

Slide 8 - Tekstslide

Les verbes en -re
1. Vind de stam van het werkwoord
Stam = hele werkwoord - re

2. Plak de juiste uitgang achter de stam.

Slide 9 - Tekstslide

Les verbes en -re
Uitgang
Je
+s
Tu
+s
Il/elle/on
-
Nous
+ons
Vous
+ez
Ils/elles
+ent

Slide 10 - Tekstslide

Les verbes en -re
Bijvoorbeeld:

Répondre (=antwoorden)

Je ...
Il ...
Nous ...

Slide 11 - Tekstslide

De uitgangen van de werkwoorden op -re in de présent:
A
s / s / - / ons / ez / ent
B
s / s / t / ons / ez /ent
C
s / es / s / ons / ez / ent
D
es / s / - / ons / ez / ent

Slide 12 - Quizvraag

Werkwoorden RE, présent:
A
Je vends des frites sur la plage.
B
Je vend des frites sur la plage.

Slide 13 - Quizvraag

werkwoorden op -re
Tu.............(vendre)
A
vends
B
vende
C
vend
D
vendes

Slide 14 - Quizvraag

werkwoorden op -RE
Paula.............(rendre)

A
rends
B
rende
C
rend
D
rendez

Slide 15 - Quizvraag

werkwoorden op -re
Ils .............(perdre)
A
perds
B
perdent
C
perd
D
perdez

Slide 16 - Quizvraag

3. Les verbes en -re
Passé composé

1. Wat is een passé composé?
2. Uit welke onderdelen bestaat de passé composé?


Slide 17 - Tekstslide

Les verbes en -re
Bij werkwoorden op -re maak de de passé composé zo:
1. Kies het juiste hulpwerkwoord (vorm van avoir/être)
2. Stam + u

Bijvoorbeeld:
J'ai vendu - Ik heb verkocht
Tu as attendu - Jij hebt gewacht

Slide 18 - Tekstslide

werkwoorden op -re
wij hebben geantwoord
A
vous avez répondu
B
nous avons répondus
C
nous avons répondre
D
nous avons répondu

Slide 19 - Quizvraag

Klaar?
--> Le bilan
--> Verbuga.eu
--> Woorden leren

Slide 20 - Tekstslide