Uitleg ww en nwg

Werkwoorden
en gezegdes
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Werkwoorden
en gezegdes

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Periodeplanning 
  • Verschillende soorten werkwoorden
  • Naamwoordelijk gezegde of Werkwoordelijk gezegde?
  • Oefenen

Slide 2 - Tekstslide

Periodeplanning

Slide 3 - Tekstslide

  1. Zelfstandig werkwoord
  2. Koppelwerkwoord
  3. Hulpwerkwoord
Soorten werkwoorden

Slide 4 - Tekstslide

1. Zelfstandig werkwoord
  • Geeft aan wat het onderwerp doet (gooien, lopen, vangen, schrijven, denken) 
  • Kan alleen in de zin staan. 
  • Hoort in werkwoordelijk gezegde

Walter schrijft een brief.
Walter zit aan tafel.
Walter heeft een brief geschreven.

Slide 5 - Tekstslide

Benoem het zelfstandig werkwoord.

Mijn haren werden geknipt
A
werden
B
geknipt

Slide 6 - Quizvraag

Benoem het zelfstandig werkwoord.

Ik heb dat aan hem gegeven.
A
heb
B
gegeven

Slide 7 - Quizvraag

2. Hulpwerkwoord
  • Kan niet alleen in de zin staan
  • Geeft hulp aan zww of kww
  • Hoort in alle gezegdes

Walter heeft een brief geschreven.
Walter moet een brief schrijven
Walter gaat een brief schrijven
De brief wordt geschreven door Walter. 
Walter laat de brief schrijven door zijn broer. 

Slide 8 - Tekstslide

Benoem het hulpwerkwoord in de zin.

Ik heb haar opgehaald.

A
heb
B
opgehaald

Slide 9 - Quizvraag

Benoem het hulpwerkwoord in de zin.

Piet is naar de stad geweest.

A
is
B
geweest

Slide 10 - Quizvraag

3. Koppelwerkwoord
  • Koppelt het onderwerp aan wat erover gezegd wordt
  • Hoort in naamwoordelijk gezegde
  • Zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken en voorkomen
  • Je kunt het KWW altijd vervangen door een ander werkwoord uit hetzelfde rijtje.
    Walter is lief.
    Walter wordt grootvader. 
    Walter blijft voorzitter. 

Slide 11 - Tekstslide

Welk werkwoord kan een koppelwerkwoord zijn?
A
zijn
B
gaan
C
lopen
D
wiebelen

Slide 12 - Quizvraag

Welk werkwoord kan een koppelwerkwoord zijn?
A
zien
B
worden
C
kijken
D
ruiken

Slide 13 - Quizvraag

Werkwoordelijk of naamwoordelijk?
1. Het onderwerp doet iets of deed iets
Werkwoordelijk gezegde
De jongen loopt naar school. (ZWW)
Jantje loopt 

2. Het onderwerp is iets
Naamwoordelijk gezegde
De jongen is verliefd. (KWW)
Jongen verliefd

Slide 14 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde
Het naamwoordelijk gezegde is een combinatie van een koppelwerkwoord en een naamwoordelijk deel

Het naamwoordelijk deel geeft een eigenschap aan van het onderwerp.

Mijn buurvrouw is huisarts.

Het koppelwerkwoord is verbindt het naamwoordelijk deel huisarts met het onderwerp mijn buurvrouw.



Slide 15 - Tekstslide

Hoe vind je het naamwoordelijk gezegde?
Met deze drie stappen vind je het naamwoordelijk gezegde.
  1. Is de persoonsvorm één van de koppelwerkwoorden? (let op bij: zijn en worden!)
  2. Zo ja, zoek dan het naamwoordelijk deel dat het koppelwerkwoord koppelt aan het onderwerp.
  3. Het koppelwerkwoord en het naamwoordelijk deel vormen samen het naamwoordelijk gezegde

Slide 16 - Tekstslide

Voorbeeld
Josje is juf.
PV: is (dit is een koppelwerkwoord)
NWG: is juf
O: Josje

De bruiloft was gezellig.
PV: was
NWG: was gezellig
O: De bruiloft


Slide 17 - Tekstslide

Oefening
timer
10:00

Slide 18 - Tekstslide

De nieuwe leerling heette Bente.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde

Slide 19 - Quizvraag

Het jongentje loopt naar school.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 20 - Quizvraag

Zijn vriend was gisteren ineens ziek geworden.
A
Werkwoordelijk gezegde
B
Naamwoordelijk gezegde

Slide 21 - Quizvraag

Sacha blijkt de nieuwe klassenvertegenwoordiger.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 22 - Quizvraag

Kun jij me helpen met die lastige zinnen?
A
Werkwoordelijk gezegde
B
Naamwoordelijk gezegde

Slide 23 - Quizvraag

Zelfstandig aan de slag
Maak in Vlekkeloos Nederlands:
H6 
De a-oefeningen moet je nakijken via mijn nakijkboekje
De b-oefeningen kun je maken en zelf nakijken

Lees eventueel de theorie van H6 nog eens door.

Slide 24 - Tekstslide