In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
HV15 dodag 19 12 2024
Vandaag:
Herhaling theorie ZN en LW
Nakijken huiswerk opdr 1 tm 3 blz 206/ 207
Slide 1 - Tekstslide
Zelfstandig naamwoord en lidwoord
Slide 2 - Tekstslide
Doelen van deze les:
Je weet wat zelfstandige naamwoorden en lidwoorden zijn.
Je kan in een zin zelfstandige naamwoorden en lidwoorden herkennen.
Je kan het juiste lidwoord kiezen bij een gegeven zelfstandig naamwoord.
Slide 3 - Tekstslide
Woordsoorten
Je hebt geleerd dat je een zin kunt verdelen in zinsdelen.
Je kunt ook de losse woorden van een zin benoemen. Je zegt dan bij welke woordsoort elk woord hoort. Dit heet 'woordsoorten benoemen'. Een voorbeeld van een woordsoort is een zelfstandig naamwoord.
Slide 4 - Tekstslide
Zelfstandig naamwoord
Slide 5 - Tekstslide
Lidwoord
Slide 6 - Tekstslide
afkortingen:
Zelfstandig naamwoord= Zn/ Znw
Zelfstandig naamwoord eigennaam= Zn-e/ Znw-e
Bepaald lidwoord = BLW -> de + het
Onbepaald lidwoord = OLW -> een
Slide 7 - Tekstslide
Let op:
Als je "een"uitspreekt als één (1) dan is het géén OLW
vb: Een van de leerlingen ging naar de Plus.
Als "het" in z'n eentje staat en niet voor een znw, dan is het géén BLW
vb: Het wordt vandaag mooi weer.
Slide 8 - Tekstslide
De lidwoorden 'de' en 'het' zijn ... lidwoorden.
A
bepaalde (staan)
B
onbepaalde (zitten)
Slide 9 - Quizvraag
Welk lidwoord is het onbepaald lidwoord?
A
de (staan)
B
het (zitten)
C
een (staan op stoel)
Slide 10 - Quizvraag
zelfstandig naamwoord?
A
Jan (zitten op tafel)
B
in (staan op tafel)
C
de (zitten)
D
mooie (zitten op tafel)
Slide 11 - Quizvraag
Nieuw hoofdstuk: lidwoorden en zelfstandig naamwoorden.
Wat is een zelfstandig naamwoord?
timer
0:20
A
een naam (staan op tafel)
B
zelfde als 'de, het, een' (zitten op tafel)
C
mens, dier, plant of ding (zitten op de grond)
D
Wie of wat (staan op stoel)
Slide 12 - Quizvraag
Wat zijn zelfstandige naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken
Slide 13 - Quizvraag
Waar of niet waar? Een zelfstandig naamwoord en een lidwoord zijn voorbeelden van woordsoorten.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 14 - Quizvraag
Wat is een zelfstandig naamwoord?
A
Zelfstandige naamwoorden geven informatie over de 'zelfstandigheid' van een woord.
B
Zelfstandige naamwoorden zijn werkwoorden 'verzelfstandigt'.
C
Zelfstandige naamwoorden geven een 'naam' aan 'zelfstandige' dingen.
Slide 15 - Quizvraag
Dit zijn zelfstandige naamwoorden
Namen van bedrijven
Woorden voor concrete zaken
Woorden voor abstracte zaken
Woorden met een hoofdletter
Namen van mensen
Namen van dieren
Namen van dingen
Woorden die iets zeggen over een ander woord
Woorden die iets toevoegen
Woorden die je kunt weglaten in een zin
Slide 16 - Sleepvraag
Wat zijn zelfstandig naamwoorden?
A
de, het, een
B
rood, groen, geel
C
fiets, koe, paard
D
vroeger, later, nu
Slide 17 - Quizvraag
Wat zijn zelfstandige naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken
Slide 18 - Quizvraag
Wat is GEEN zelfstandig naamwoord?
A
roepen
B
kleding
C
schaal
D
kerstkaart
Slide 19 - Quizvraag
In welke zin staan GEEN zelfstandige naamwoorden?
A
De vliegen vliegen achter vliegen aan.
B
De reiziger zal met de trein gaan reizen.
C
In de mediatheek staan veel computers.
D
Misschien moeten wij verhuizen.
Slide 20 - Quizvraag
Wat zijn lidwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken
Slide 21 - Quizvraag
Hoe veel lidwoorden zijn er?
A
2
B
3
C
5
D
4
Slide 22 - Quizvraag
Hier kun je lidwoorden WEL aan herkennen
Hier kun je lidwoorden NIET aan herkennen
een lidwoord bestaat uit twee delen: een lid en een woord
tussen een lidwoord en een zelfstandig naamwoord kunnen andere woorden staan die je kunt weglaten