WRE 1HV - Grammatica WS - Introductieles

Zoek op wat het verschil is tussen zinsdelen en woordsoorten. Schrijf dit op in je schrift. Schrijf daarna op welke woordsoorten je allemaal al kent.
Lees §2 op blz. 206 door. Schrijf in een paar zinnen op (in je schrift) wat een zelfstandig naamwoord is en wat het verschil is tussen een bepaald en onbepaald lidwoord.
timer
5:00
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Zoek op wat het verschil is tussen zinsdelen en woordsoorten. Schrijf dit op in je schrift. Schrijf daarna op welke woordsoorten je allemaal al kent.
Lees §2 op blz. 206 door. Schrijf in een paar zinnen op (in je schrift) wat een zelfstandig naamwoord is en wat het verschil is tussen een bepaald en onbepaald lidwoord.
timer
5:00

Slide 1 - Tekstslide

Planning

Uitleg werkwoordspelling 

Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
P L A N N I N G
Cursus 5 - Grammatica WS
1. Lesdoelen
2. Voorkennis: wat weet je al?
3. Planning komende periode
4. Uitleg: ZNW, OLW, BLW
5. Samen oefenen
6. Zelfstandig werken
6. Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

  • Je leert wat het verschil is tussen zinsdelen en woordsoorten;
  • Je leert wat een zelfstandig naamwoord is;
  • Je leert wat lidwoorden zijn;
  • VWO: je leert het verschil tussen bepaalde en onbepaalde lidwoorden.
Lesdoelen

Slide 3 - Tekstslide

Waar denk je aan bij woordsoorten?

Slide 4 - Woordweb

Welke woordsoorten heb je op de basisschool al geleerd?

Slide 5 - Woordweb

Woordsoorten HAVO
  1. Zelfstandig naamwoord
  2. Bepaald en onbepaald lidwoord
  3. Bijvoeglijk naamwoord
  4. Zelfstandig werkwoord
  5. Hulpwerkwoord
  6. Persoonlijk voornaamwoord
  7. Bezittelijk voornaamwoord
  8. Voorzetsel
  9. Bijwoord
Woordsoorten VWO
  1. Zelfstandig naamwoord
  2. Bepaald en onbepaald lidwoord
  3. Bijvoeglijk naamwoord
  4. Persoonlijk voornaamwoord
  5. Bezittelijk voornaamwoord
  6. Zelfstandig, hulp- en koppelwerkwoord
  7. Voorzetsel
  8. Bijwoord

Slide 6 - Tekstslide

Alle paragrafen met WS voor de paragraaf behandelen we de komende tijd. De paragrafen met ZD hebben we al behandeld.

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen taalkundig en redekundig ontleden? 
Taalkundig - ieder losstaand woord wordt benoemd (ontleden in woordsoorten)
Ergens - op - dit - bureau - moet - mijn - bril - liggen.

Redekundig - ieder zinsdeel wordt benoemd (ontleden in zinsdelen)
Ergens op dit bureau - moet - mijn bril - liggen.

Slide 8 - Tekstslide

Een zelfstandig naamwoord
Een zelfstandig naamwoord is een woord voor een mens, dier, ding of gevoel. Een ding kan van alles zijn. 

vrouw, vader, hond, goudvis, kamerplant, bloem, fiets, pen, voetbal, telefoon, AirPods, school.

Slide 9 - Tekstslide

Een zelfstandig naamwoord
Je herkent een zelfstandig naamwoord (zn) aan drie dingen:
1. Je kunt een zn in het meervoud zetten (een fiets, twee fietsen).
2. Je kunt een zn verkleinen. 
(fiets - fietsje).
3. Je kunt er een lidwoord voor zetten (de fiets, een fiets). 

Slide 10 - Tekstslide

Een zelfstandig naamwoord
  • Een concreet zelfstandig naamwoord (czn) geeft iets tastbaars aan. Iets wat je kunt aanraken: fiets, trouwring, berg, rivier, stoel. 
  • Een abstract zelfstandig naamwoord (azn) geeft iets aan wat je niet kunt aanrakken: ruzie, maand, onrust, tijd.

  • Een eigennaam (zn-e) is ook een zelfstandig naamwoord. Namen van mensen, plaatsen of dingen: Max, Vlieland, Rijksmuseum.

Slide 11 - Tekstslide

Lidwoorden
Er zijn drie lidwoorden: de, het en een.

Een lidwoord (lw) hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord. 
De woorden de en het zijn bepaalde lidwoorden (blw), want bij de pen en het boek weet je precies welke pen en welk boek worden bedoeld. 
Bij een pen en een boek weet je dat niet. Daarom is een een onbepaald lidwoord (olw).

Slide 12 - Tekstslide

Samen oefenen

Slide 13 - Tekstslide

Wat zijn de zelfstandige naamwoorden in deze zin:
In dit tijdschrift worden leuke artikelen gepubliceerd.

Slide 14 - Open vraag

Wat zijn de zelfstandige naamwoorden in deze zin:
Rijke mensen kunnen over enkele jaren een ruimtereis maken.

Slide 15 - Open vraag

Welke bepaald of onbepaald lidwoord herken je in de zin:
Toen het legohuis instortte, huilde Noucka van teleurstelling.

Slide 16 - Open vraag

Welke lidwoorden herken je in de zin? Zet er ook bij of het een bepaald of onbepaald lidwoord is.
Een appeltaart moet zo’n 60 minuten in de oven.

Slide 17 - Open vraag

Het is wetenschappelijk bewezen dat slaapgebrek leidt tot concentratieproblemen.
'het' is in deze zin een lidwoord.
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Wat zijn de zelfstandig naamwoorden in onderstaande zin?
Het dorp is afgezet omdat er een nieuwe
serie wordt opgenomen.

A
is
B
dorp
C
serie
D
opgenomen

Slide 19 - Quizvraag

Wat zijn de zelfstandig naamwoorden in onderstaande zin?
Voor de wedstrijd drinkt Daan nog snel een biertje.

Slide 20 - Open vraag

Na de film gingen we nog naar McDonalds.
Benoem de woordsoort van 'de'.
sleep de juiste woordsoort naar het vak hiernaast
onbepaald lidwoord
Zelfstandig naamwoord
bepaald lidwoord

Slide 21 - Sleepvraag

Hoe gaat het tot nu toe?
Ik kan de theorie goed toepassen.
Het lukt wel, maar ik maak nog wel wat foutjes.
Ik zou graag nog wat extra uitleg/hulp willen.

Slide 22 - Poll

Zelfstandig werken
Wat:
Lastig? Oefen dan eerst extra via de twee knoppen rechtsonder.
Havo: opdracht 1 tot en met 4 (blz. 206-207)
Vwo: opdracht 1 tot en met 4 (blz. 206-207)
Hoe:
Zet de antwoorden in je schrift. Je mag zachtjes overleggen.
Hulp:
De 4 B's
Tijd:
10 minuten. Daarna ronden we af.
Klaar:
Kiezen uit:
- Extra oefenen in de online methode (trainer)
- Samenvatting maken van §2 in je schrift
- Lezen in leesboek
ZELFSTANDIG WERKEN
Extra oefenen met lidwoorden?

Extra oefenen met zelfstandige naamwoorden?

timer
10:00

Slide 23 - Tekstslide

  • Je leert wat het verschil is tussen zinsdelen en woordsoorten;
  • Je leert wat een zelfstandig naamwoord is;
  • Je leert het verschil tussen bepaalde en onbepaalde lidwoorden.
  • VWO: Je leert het verschil tussen een ZN, CZN en ZN-E.
Lesdoelen

Slide 24 - Tekstslide