38 - 1HVD - Schrijven 3.4








:)





Planning van dit uur:

  • 10 minuten lezen
  • Toetsen inhalen: hoe en wat
  • Schrijven

Planning van volgende uur
  • Schrijven 

Aan het einde van deze les
  • kan ik een goede titel bedenken;
  • kan ik verwijswoorden gebruiken;
  • ben ik begonnen aan de schrijfopdracht van dit hoofdstuk. 
WELKOM 1D :)
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les








:)





Planning van dit uur:

  • 10 minuten lezen
  • Toetsen inhalen: hoe en wat
  • Schrijven

Planning van volgende uur
  • Schrijven 

Aan het einde van deze les
  • kan ik een goede titel bedenken;
  • kan ik verwijswoorden gebruiken;
  • ben ik begonnen aan de schrijfopdracht van dit hoofdstuk. 
WELKOM 1D :)

Slide 1 - Tekstslide

Stillezen
Wat: Lees in stilte in je leesboek
Hoe: Individueel
Hulp: Geen
Tijd: 10 minuten  
Uitkomst: over dit boek ga je een presentatie houden 

timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Toetsen inhalen 
Inhalen: vrijdag - inhaaluur
Afmaken: vrijdag - in de les

Slide 3 - Tekstslide

Hoe schrijf je nou een góede inleiding?
Je wilt dat de lezer jouw tekst leest, dus: maak de lezer nieuwsgierig! Hoe?

1. Begin met iets opvallends, wat de aandacht trekt (binnenkomer):
  • stel een vraag 
  • vertel een persoonlijk verhaaltje wat met het onderwerp te maken heeft

2. Geef informatie over het onderwerp van de tekst

Slide 4 - Tekstslide

De functies van een titel
  1. Aandacht trekken van de lezer
  • Stel een vraag
  • Noem een opvallend citaat
  • Doe de lezer een belofte
  • Noem een getal 

  1. Aangeven waar de tekst over gaat (wat het onderwerp is)

Slide 5 - Tekstslide

                   Samenwerken 
timer
12:00
Wat
1. Zoek een artikel op internet via nu.nl/opmerkelijk 
2. Kopieer het artikel in een Word-document. 
3. Markeer bij de inleiding de binnenkomer en het onderwerp.
4. Wat voor soort binnenkomer wordt er gebruikt? Zie leertekst (bladzijde 159). Zijn er andere soorten binnenkomers gebruikt dan die in de leertekst genoemd worden?
5. Hoe wordt de aandacht gevraagd in de titel? (a) Met een vraag, (b) met een citaat, (c) met een belofte of (d) met een cijfer? Of nog heel anders? 
6. Schrijf een andere titel, kies uit de 'soorten titels' bij vraag 5. 
Hoe
In duo's, zachtjes overleggen 
Hulp
Steek je vinger op, dan kom ik langs
Tijd
Ongeveer 20 minuten 
Uitkomst
Ik vraag straks aan twee of drie duo's wat jullie gevonden hebben. 
Klaar
Begin aan de schrijfopdracht van dit hoofdstuk: opdracht 13 t/m 17 van Schrijven (hoofdstuk 3.4). Doorloop goed alle stappen. 

Slide 6 - Tekstslide

Waar verwijst een verwijswoord naar?  
Ik wilde vanmiddag nieuwe kleren kopen, maar daar ben ik niet aan toegekomen.

Stel een vraag die begint met wie, wat, waar of welk(e).

Waar ben ik niet aan toegekomen? 

Slide 7 - Tekstslide

verwijs naar
met deze verwijswoorden
voorbeeld
het-woorden
dat, dit, het, zijn
Het bedrijf met die slechte service is failliet. Na zijn laatste uitverkoop wordt het gesloten. 
de-woorden
die, deze, hij, zij, zijn, hem, haar 
De grasmaaier die mijn opa nog heeft gekocht, heb ik via Marktplaats verkocht. Zijn messen waren net vernieuwd, dus ik heb hem nog voor een mooie prijs kunnen verkopen.

Ik voel de liefde. Die was overal aanwezig. Haar kracht kon niemand weerstaan. 
personen
hij, zij, zijn, hem, haar
Ik keek naar mijn vader. Hij las een boek. Zijn leeshonger was altijd groot.
meervoud
ze, die, hun
Leerlingen met schrijftalent hebben bij alle vakken een groot voordeel. Door hun talent besparen ze overal veel tijd. 

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeelden 
  • Ons koor (o.) is trots op zijn dirigent.
     
  • De vereniging (v.) Vluchtelingenwerk heeft laten weten dat ze zich gesteund voelt door haar vele vrijwilligers. 
     
  • De gemeenteraad (m.) heeft in zijn vergadering besloten meer politie in te zetten.
     
  • De dienst (m.) Stedebouw en Volkshuisvesting springt zorgvuldig om met de hem toevertrouwde gegevens.

Hoe weet je welk geslacht een zelfstandig naamwoord heeft? 
Bij mannelijke en vrouwelijke woorden is het lastig: het zijn immers beide de-woorden. Zoek het op in het woordenboek! 
Er zijn trouwens ook woorden die mannelijk én vrouwelijk zijn (in de meeste woordenboeken krijgen die alleen de aanduiding de, zonder m. of v. erachter). 

Voorbeeld: groep. Zowel zijn als haar juist als verwijswoord. 

Slide 9 - Tekstslide

Vul het juiste verwijswoord in:

Het programma over broers en zussen vind ik leuk maar ... over familiegeheimen nog beter.
A
die
B
dat

Slide 10 - Quizvraag

Vul het juiste verwijswoord in:

Mijn broer heeft een peperdure nieuwe telefoon. ... heeft hij gekocht op internet. ... kostte bijna duizend euro.
A
die / zij
B
die / het
C
die / hij

Slide 11 - Quizvraag

Vul het juiste verwijswoord in:

Het jongetje ... daar loopt, ken ik nog van vroeger.
A
die
B
dat

Slide 12 - Quizvraag

Vul het juiste verwijswoord in:

Ik wil graag liedjes zingen. ... moeten dan wel bekend zijn.
A
die
B
hun

Slide 13 - Quizvraag

Vul het juiste verwijswoord in:

De gemeenteraad heeft in ... plannen ook de opening van een nieuw zwembad opgenomen.
A
zijn
B
haar

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

Schrijfopdracht
verslag over een les op de middelbare school
- één van de schrijfopdrachten die je tijdens dit jaar doet, telt mee voor een cijfer
- huiswerk voor volgende week woensdag 

Slide 16 - Tekstslide

                   Individueel werken
timer
5:00
Wat
Maak de schrijfopdracht van dit hoofdstuk: opdracht 13 t/m 17 van Schrijven (hoofdstuk 3.4). Doorloop goed alle stappen. 
Aantal woorden: tussen 400 en 600 
Hoe
Individueel, in stilte  
Hulp
Geen, ik loop rond om vragen te beantwoorden
Tijd
Tot het einde van de les
Uitkomst
Eerste versie: vrijdag af (we gaan er in de les mee aan verder werken) 
Definitieve versie: volgende week woensdag (inleveren via Som) 
Klaar
Lees in je leesboek. 

Slide 17 - Tekstslide

Samenvatting van de les
Jij
  • kunt een goede titel bedenken;
  • kunt verwijswoorden gebruiken;
  • bent begonnen aan de schrijfopdracht van dit hoofdstuk. 

Huiswerk vrijdag
  • Schrijfopdracht eerste versie afhebben
  • Boek meenemen  
  • Toetsen inhalen (inhalen tijdens inhaaluur, afmaken tijdens de les) 

Huiswerk volgende week woensdag 
  • Schrijfopdracht inleveren definitieve versie 

GEBED

Slide 18 - Tekstslide