Bespreking SO HFST 5 $3 en $4 RB2B

Opgave 1 / 1
1. Op de verpakking van een lampje staat: 24 V / 0,5 A

 

  a. Bereken hoe groot het vermogen is als deze lamp op de juiste spanning wordt aangesloten?

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeBeroepsopleiding

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Opgave 1 / 1
1. Op de verpakking van een lampje staat: 24 V / 0,5 A

 

  a. Bereken hoe groot het vermogen is als deze lamp op de juiste spanning wordt aangesloten?

Slide 1 - Tekstslide

Uitwerking opgave 1 / 1
P = U * I

P = 24 * 0,5 = 12 Watt

Slide 2 - Tekstslide

Opgave 2 / 4
In onderstaande figuur zie je een schakeling met drie lampjes. Carlo draait  lampje 1 los. Wat gebeurt er met de andere twee lampjes? 
a. Lampje 2 en 3 gaan allebei uit. 
 b. Lampje 2 gaat uit en lampje 3 blijft branden.
 c. Lampje 2 blijft branden en lampje 3 gaat uit.
 d. Lampje 2 en 3 blijven allebei branden.

Slide 3 - Tekstslide

2 en 3 gaan uit

Slide 4 - Tekstslide

Opgave 3 / 3
Sahid zegt: ‘Bij een parallelschakeling kun je de lampjes apart aan- en uitdoen.’
Herm zegt: ‘Bij een serieschakeling kun je de lampjes apart aan- en uitdoen.’
 Wie heeft gelijk?

 a. Geen van beiden heeft gelijk.
 b. Alleen Sahid heeft gelijk.
 c. Alleen Herm heeft gelijk.
 d. Sahid en Herm hebben allebei gelijk.

Slide 5 - Tekstslide

Opgave 4 / 2
Van een schakeling zijn de volgende componenten gegeven:
    (een batterij van 12 V, een schakelaar, twee gelijke lampen en kabeltjes)

 a) Teken van bovenstaande schakeling een schakelschema als de schakelaar open is.

Slide 6 - Tekstslide

Opgave 4 / 2

Slide 7 - Tekstslide

Opgave 4 / 2
We sluiten nu de schakelaar.
b. Is de stroomsterkte door één lamp en door de batterij gelijk?
Nee, door batterij 2* zo hoog

c. Na een aantal uren is de batterij een beetje leeg geraakt.  
    Branden de lampen nu even fel branden als voorheen? 
Nee, minder spanning. Branden minder fel.


Slide 8 - Tekstslide

Opgave 4 / 2
d. Met welk meetinstrument wordt de spanning van de batterij gemeten?
Spanningsmeter of voltmeter
e. Wat gebeurt er als we één lamp in deze elektrische schakeling uitdraaien?
Blijft de andere lamp branden

Slide 9 - Tekstslide

Opgave 5 / 6
In onderstaande figuur 3 zie je vier schakelsymbolen.
2p Wat is het symbool voor een stopcontact?
 a. symbool 1
 b. symbool 2
 c. symbool 3
 d. symbool 4

Slide 10 - Tekstslide

Opgave 5 / 6

Slide 11 - Tekstslide

Opgave 6 / 5
 In een stroomkring is een apparaat geplaatst met een vermogen van 12 mW. De stroomsterkte is 4 mA.
a. Hoeveel batterijen van 1,5 V zijn er nodig om de juiste spanning te leveren? Schrijf je hele berekening op.
U = P / I
U = 0,012 / 0,004 = 3 Volt
aantal batterijen = 3 Volt / 1,5  Volt = 2 batterijen

Slide 12 - Tekstslide

Opgave 6 / 5
b. Teken hoe je deze batterijen tegen elkaar aan moet leggen.

Slide 13 - Tekstslide

Opgave 7 / 7
Waarvan hangt het vermogen van een elektrisch apparaat af?

Spanning en stroom(sterkte)

Slide 14 - Tekstslide

Opgave 8 / 8 
Een lampje waarop staat 3 V / 6 W, brandt in een gesloten stroomkring erg fel en gaat 4p na één minuut uit, omdat het lampje doorbrandt.
  Wat kan er aan de hand zijn?
 A De lamp is aangesloten op een te hoge stroomsterkte.
 B De lamp is aangesloten op een te lage stroomsterkte.
 C De lamp krijgt een te hoog vermogen.
 D De lamp krijgt een te laag vermogen.

Slide 15 - Tekstslide