Les 2 van 6 H2 Taalverzoring - samengestelde zinnen

Welkom!



Telefoon in de koffer
Jas aan de kapstok
Leesboek, boek
 en laptop (dicht) op tafel.
timer
5:00
socialiseren
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!



Telefoon in de koffer
Jas aan de kapstok
Leesboek, boek
 en laptop (dicht) op tafel.
timer
5:00
socialiseren

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag:
  • Leestekens
  • Lezen
  • vragen over je boek
  • Uitleg samengestelde zinnen
  • ZW
  • Evaluatie 

Slide 2 - Tekstslide

Je kunt de pv en de onderwerpen vinden in een samengestelde zin.

Slide 3 - Tekstslide

Starten met lezen
timer
8:00

Slide 4 - Tekstslide

Praten over je boek

Slide 5 - Tekstslide

Hoe zat het ook alweer?
Afgelopen lessen: leestekens.
Wanneer zet je een punt?
Wanneer zet je een vraagteken of een uitroepteken?
Wanneer gebruik je een komma?




Slide 6 - Tekstslide

Gebruik van komma's
Wanneer plaats je een komma?
  • Tussen twee persoonsvormen (samengestelde zin)
  • Voor voegwoorden (Ik loop naar school, omdat...)
  • Tussen delen van een opsomming (Thuis heb ik een hond, een kat, twee cavia's EN een vogelspin.)

Slide 7 - Tekstslide

Citaat
Het letterlijk opschrijven wat iemand heeft gezegd, heet een citaat. Dit zijn de regels: 
  • Zet voor het citaat een dubbele punt.
  • Begin met een hoofdletter en eindig met een punt, vraagteken of uitroepteken.
  • Zet het citaat tussen aanghalingstekens. "..........." 

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeld citaat:
De Kerstman zei: "Ik heb Sinterklaas naar huis gestuurd."

Mevrouw van der Vegt riep: "Wil je wel in je ellenboog niezen?"




Slide 9 - Tekstslide

Uitleg samengestelde zin
In elke zin staat een persoonsvorm. Wanneer er in een zin 1 of meer persoonsvormen staan, is het een samengestelde zin/
Van twee korte zinnen, kan je met behulp van een voegwoord, een langere (samengestelde) zin maken
Voegwoorden zoals: maar, omdat of want

Slide 10 - Tekstslide

Uitleg
Voorbeeld:
Jelmer fietst naar huis. Robert neemt de bus. 
Jelmer fietst naar huis, maar Robert neemt de bus. 
Belangrijk wanneer je twee zinnen samenvoegt: Let op de woordvolgorde!
Woordvolgorden kan of moet soms veranderen.
Daan koopt een nieuwe telefoon. Zijn oude is kapot. 
Daan koopt een nieuwe telefoon, omdat zijn oude kapot is.

Slide 11 - Tekstslide

Uitleg samengestelde zin
PV en O vinden in een samengestelde zin:
Zet de zin in een andere tijd.
Stel bij de pv de vraag: wie/wat + pv? Het antwoord is het onderwerp. Bijvoorbeeld:
John bewaart alle leuke mails, zodat hij die later nog kan lezen.
Wie bewaart? --> John
Wie kan? --> hij 

Slide 12 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Jullie gaan aan de slag met Hoofdstuk 2: taalverzorging/samengestelde zinnen. 
Jullie maken de startopdracht en opdracht 1 en 2. 
Vind je het lastig? Kom bij mij zitten, dan doen we het samen!
timer
15:00

Slide 13 - Tekstslide

Is dit wel of geen samengestelde zin en waarom?
Fietsers mogen tegenwoordig dus geen telefoon in de hand houden. 

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide