Theorie v/d Rijtaak 10

• Rijopleiding
• Beroepsopleiding

Je ziet een spoorwegovergang met wit knipperlicht. Wat moet je hier doen als je in deze situatie komt aanrijden?

1. Voor, links en rechts kijken en vervolgens doorrijden als het veilig is.
2. Stoppen, goed kijken doorrijden.
3. Zonder meer doorrijden daar er sprake is van witlicht.

Wat is het gevaar in deze situatie?

1. Dat een laagstaande zon in het najaar verblindend kan zijn door de helling.
2. Dat u met de personenauto te weinig bodemvrijheid heeft en vast komt te zitten op de overweg.
3. Dat u rekening moet houden met tegenliggers.

Waar moet je hier rekening mee houden?

1. Dieplader.
2. De weg waarop je rijdt zal slecht wegdek hebben.
3. Dat de kruising van de weg met de overweg een slecht wegdek zal hebben.

Je ziet een rijbaan met tegemoetkomend verkeer Verder zie je laaghangende zon. Auto's voeren dimlicht. Waarom doen ze dat?

1. Om gezien te worden.
2. Om te kunnen zien.
3. Het is verplicht om verlichting te voeren.

Je ziet een weg dat gekruist wordt door een overweg. De overweg is beveiligd met slagbomen en is geregeld met verkeerslichten. De bomen gaan omhoog. Waar dient men rekening mee te houden. Je bent 1e auto voor de slagbomen.

1. Een overweg met enkel spoor.
2. Dat je links en rechts kijkt voordat je oversteekt.
3. Dat er nog een trein kan aankomen.

Waarmee moet u in deze situatie extra rekening mee houden?

1. Er zou nog een trein kunnen naderen nadat een trein is gepasseerd.
2. Het oversteken van de overweg zal waarschijnlijk langer duren.
3. U zult hier goed naar links en rechts moeten kijken.

Waarom moet de basispositie van de stuurhouding kwart voor drie zijn.

1. Om vlot te kunnen sturen.
2. Om letsel te verkleinen ingeval van in werking van de airbag.
3. Om een geval te voorkomen.

Hoe lang moet volgens het Reglement rijbewijzen het praktijkexamen verkeersdeelneming CBR voor rijbewijs categorie B duren?

1. Ten minste 35 minuten.
2. Maximaal 35 minuten.
3. Maximaal 55 minuten.

U merkt dat een leerling bij een wegwijzer erg laat ziet welke kant hij op moet. Wat is hiervan de meest waarschijnlijke oorzaak?

1. Bijziendheid.
2. Verziendheid.
3. Kleurenblindheid.

Voordat je begint met rijden, moet de rijinstructeur eerst een aantal zaken in orde maken. Nadat je plaats hebt genomen achter het stuur, wat moet je als eerste doen?

1. Afstand tussen zitting en pedalen afstellen.
2. Binnenspiegel afstellen.
3. Buitenspiegel afstellen.

Waarom zet je je linkervoet naast het koppelingspedaal na het koppelen of ontkoppelen?

1. Om snel te kunnen koppelen/ontkoppelen.
2. Ontspanning van je linkervoet.
3. Slijtage te voorkomen van het koppelingsmechanisme.

Welke zijn persoonsgebonden factoren?

1. Kennis, beperkingen, stress, motivatie en rijvaardigheid.
2. Andere weggebruikers, andermans voertuigen en wegomgeving.
3. Kennis, motivatie, andere weggebruikers, leeftijd, weer en weersomstandigheden.

De leerling is aan één oog blind. Wat zal het gevolg zijn?

1. Afstand inschatten zal problemen opleveren.
2. Afstand en snelheid inschatten zal problemen opleveren.
3. Snelheid inschatten zal problemen opleveren.

Leerling heeft moeite met diepte zien. Waar zal hij moeite mee hebben?

1. Parkeren.
2. Inhalen.
3. Als hij een tunnel in rijdt dan wel verlaat.

Leerling ziet de bewegwijzeringsborden (K-borden) niet. Wat is er aan de hand met deze leerling?

1. Bijziend.
2. Verziend.
3. Kleurenblind.

Hoe ver ben je verwijderd van de overweg?

1. 80 m.
2. 160 m.
3. 240 m.

Wat kan alcohol beïnvloeden?

1. Remweg.
2. Reactietijd.
3. Remweg + reactietijd.

Wat zal het gevolg zijn als iemand nachtblind is?

1. Heeft last van reflecterend licht.
2. Bestuurders die hem van rechts inhalen ziet men niet.
3. Moeite met voorkijken.

Hoe lang duurt het voordat èèn standaard glas alcohol in het lichaam wordt afgebroken?

1. 1 tot 1 ½ uur.
2. 3 tot 4 uur.
3. 5 tot 6 uur.

Als alle bestuurders en passagiers een gordel zou dragen, hoeveel procent van de doden zouden Da minder zijn in het verkeer?

1. 50 a 60 %.
2. 10 a 20 %.
3. 30 a 40 %.

Als iedereen gordel zou dragen. Hoeveel procent van verkeersslachtoffers zou met minder letsel in het ziekenhuis terecht komen.

1. Tussen de 10% a 20%.
2. Tussen de 30% a 40%.
3. Tussen de 50% a 60%.

Hoeveel personen worden met zwaar lichamelijk letsel in het ziekenhuis opgenomen.

1. Ongeveer 1100 personen.
2. Ongeveer 12000 personen.
3. Ongeveer 20000 personen.

u gaat het nieuwe rijden toepassen. U verlaat een 30 km zone. Welke handelen is juist.

1. Trekkend motor, weinig gas geven, lage toeren en opschakelen tot de hoogste versnelling.
2. Trekkend motor, lage toeren en opschakelen tot de hoogste versnelling.
3. Trekkend motor, hoge toeren en opschakelen tot de hoogste versnelling.

Je ziet een blauwe Mercedes Sprinter met een aanhangwagen. Trekkend voertuig weegt 2000 kg en aanhangwagen weegt 3200 kg. Welk rijbewijs is vereist.

1. Rijbewijs B.
2. Rijbewijs BE.
3. Rijbewijs C.

Je ziet een verkeerssituatie. Het betreft een zogenaamde rotonde binnen een 30 km zone. Je ziet aan beide kanten fietsen. Links zie je 2 fietsers. De ene fietser heeft op het hoofd een blauwe helm en de andere fietser heeft een rode helm. Hoe moet de fietser met de blauwe helm die achter de rode helm rijdt inhalen.

1. Links.
2. Rechts.
3. Links en rechts.

Welke voertuigen mogen hier parkeren?

1. Als het voertuig wordt bestuurd door een gehandicapte.
2. Als in het voertuig een gehandicapte aanwezig is.
3. Als in het voertuig een geldige gehandicapte kaart aanwezig is en direct verband houdt met het vervoer van een gehandicapte.

Je ziet een volledig kruispunt. Je ziet dat er een hoeveelheid sneeuw ligt op de wegen. Uit de tegenovergestelde richting komt een fietser aanrijden die rechtdoor wil. Jij wilt rechts afslaan. Wat doe je in deze situatie.

1. Je slaat zonder meer rechtsaf.
2. Je wacht af wat de fietser doet en slaat dan af.
3. Je stopt en wacht totdat de fietser doorrijdt en slaat dan rechtsaf.

Je ziet dat een grijze bestelauto, merk Ford, type Transit op de rijbaan aan de rechterzijde stilstaat. Dit voertuig staat met de voorzijde aan jouw kant. Ford transit staat dus zogenaamd aan de verkeerde zijde. Waar moet de bestuurder een gevarendriehoek plaatsen.

1. Ongeveer op 30 meter voor de bestelauto.
2. Op 30 meter afstand voor de bestelauto.

Je ziet een rijbaan van een autosnelweg met 2 doorgaande rijstroken. Rechts op de invoegstrook rijdt een Ford ka die in wil voegen. Jij rijdt op de rechterrijstrook. Voor je op enige afstand rijdt een andere personenauto. Op de linkerrijstrook rijdt nog een andere personenauto met een hoge snelheid. Wat doe je in deze situatie.

1. Je schuift een rijstrook op naar links.
2. Je geeft meer gas en dan kan de Ford Ka achter je invoegen.
3. Je vertraagd iets zodat de Ford Ka dan voor je kan invoegen.

Je ziet een rijbaan met een splitsing. Je ziet net voor de splitsing het bord groen en wit geplaatst. Waar wordt dit bord geplaatst?

1. Voor een T- splitsing.
2. Auto(snel)wegen.
3. Autosnelwegen.

Je ziet een Y- splitsing. Rechts zie je dus een zijstraat met pianotekens. Je ziet dat een fietser van rechts nadert. Jij rijdt op de doorgaande rijbaan. Wat moet je in deze situatie doen.

1. Fietser voorrang verlenen.
2. Fietser geen voorrang verlenen.
3. Fietser voor laten gaan.

Je ziet een volledig kruispunt. Je wil op dit kruispunt rechts afslaan. Is dat toegestaan?

1. Je bent verplicht om rechtdoor te rijden.
2. Je bent verplicht om links af te slaan of rechtdoor te rijden.
3. Je mag rechts afslaan.

Je ziet een rijbaan met een T - aansluiting. Je ziet dat op de doorgaande rijbaan een dubbele doorgetrokken streep is aangebracht. Een auto komt uit de zijstraat. Mag deze auto de doorgetrokken streep overschrijden en op het kruispunt links afslaan.

1. Het is toegestaan.
2. Nee, hij mag de streep niet overschrijden.
3. Ja, ingeval van afslaan is het toegestaan, alleen inhalen is verboden.

Voor een rotonde wacht een bromfietser op het verkeer die hij voorrang moet verlenen.
De bromfietser geeft gas terwijl hij stilstaat. Is dit toegestaan?

1. Ja, want hij moet elk moment weer rijden.
2. Nee, het onnodig gas geven is verboden.
3. Het is niet verboden maar is niet goed voor het milieu.

Je ziet een volledig kruispunt. Een rijbaan is onverhard. Jij rijdt op de onverharde weg. Van links komt een geleider (vrouw met een bruin paard). Hoe is deze situatie geregeld?

1. Jij moet de geleider en alle andere bestuurder die van links komen voorrang verlenen.
2. De geleider moet jouw voorrang verlenen.
3. Jij moet de geleider voor laten gaan.

Je ziet een rijbaan met aan de rechterzijde een busstrook met een doorgetrokken streep. Aan deze rechterzijde zie je een aantal parkeervlakken voor fileparkeren en geparkeerde auto's. Mag jij de doorgetrokken streep overschrijden om aldaar te parkeren?

1. Ja, indien je de busstrook in de breedte gebruikt om te parkeren.
2. Ja, ook als je de busstrook in de lengte richting gebruikt om te parkeren.
3. Nee, je mag de doorgetrokken streep niet overschrijden om te kunnen parkeren.

Wat betekent dit bord?

1. Spitsstrook open.
2. Spitsstrook vrij maken.
3. Einde spitstrook.

Je ziet een rijbaan van een autosnelweg. Je ziet dat de vluchtstrook ophoud. Je ziet een deel van een puntstuk. Vlak na dit wegdek zie je een rimpelbuis beveiliging. Wat is de functie van deze beveiliging?

1. Om bestuurders te waarschuwen voor een obstakel.
2. Om te voorkomen dat bestuurders botsten tegen een obstakel.
3. Om de botsenergie op te vangen ingeval van een botsing. (minder letsel/dood)

Je ziet een rijbaan met een dubbele doorgetrokken asstreep. In het midden zie je geen groene streep. Wat is de maximumsnelheid van de pa op deze weg?

1. 50 km per uur.
2. 60 km per uur.
3. 80 km per uur.

Je ziet een kruispunt met aan de rechterzijde een trottoir en berm. Jij wilt op het kruispunt rechts afslaan. Op het trottoir lopen 2 oudere personen met kinderen. Deze personen lopen rechtdoor en willen het kruispunt dus oversteken. Hoe is het in deze situatie geregeld?

1. Je moet deze personen voorrang verlenen.
2. Je moet deze personen voor laten gaan.
3. Deze personen moeten jou voor laten gaan.

Wat is geregeld voor wat betreft stilstaan dan wel parkeren nabij een oversteekplaats?

1. Je mag niet op een oversteekplaats of binnen 5 meter daarvan parkeren.
2. Je mag niet op een oversteekplaats of binnen 5 meter daarvan stilstaan.
3. Je mag niet op een voetgangersoversteekplaats of binnen 5 meter daarvan stilstaan.

Je ziet een volledig kruispunt. Rechts naast de rijbaan zie je een trambaan. Op het kruispunt wil jij rechts afslaan. Een tram rijdt rechtdoor en steekt het kruispunt over. Hoe is het in deze situatie geregeld?

1. Trambestuurder moet jouw voorrang verlenen.
2. Jij moet trambestuurder voor laten gaan.
3. Jij moet trambestuurder voorrang verlenen.

U nadert een kruispunt waarvoor dit bord staat. Van rechts nadert een tram. Hoe is het in deze situatie geregeld?

1. Jij moet de trambestuurder voorrang verlenen.
2. Jij moet de trambestuurder voor laten gaan.
3. De trambestuurder moet jou voorrang verlenen.

Wat is de plaats op de weg ingeval de spitsstrook open staat?

1. De spitsstrook.
2. De rijstrook meteen naast de spitsstrook.
3. Niet zoveel mogelijk rechts.

Je staat stil bij een driekleurig verkeerslicht. Verkeerslicht springt op groen. Jij bent de eerste auto. Wat doe je in dat geval?

1. Meteen wegrijden.
2. Meteen wegrijden en meteen de toegestane maximumsnelheid berijden.
3. Meteen wegrijden en snelheid aanpassen aan het overig verkeer.

Je rijdt een auto met dieselmotor. Normaal gesproken maakt de motor tussen de 1500 en 2000 toeren. Nu rij je met een snelheid van 130 km per uur op de autosnelweg. Hoeveel toeren zal de motor in dat geval maken?

1. Tussen de 1500 en 2000 toeren.
2. Tussen de 2000 en 2500 toeren.
3. Tussen de 2500 en 3000 toeren.

In welk geval wordt aan een beginnende bestuurder de maatregel LEMA opgelegd?

1. Tussen de 0,2 en 0,5 promille.
2. Tussen de 0,5 en 0,8 promille.
3. Tussen de 0,8 en 1,3 promille.

Je ziet een kruispunt, welke geregeld is door verkeerslichten. Je ziet dat het 1e voertuig van een militaire colonne het kruispunt aan het oversteken is. Je staat aan de rechterkant en jij hebt groen licht. Wat is geregeld in deze situatie?

1. Je mag de militaire colonne niet doorsnijden en dus je mag niet doorrijden.
2. Je moet doorrijden, want je hebt groenlicht.
3. Je mag doorrijden, want verkeerslichten gaan boven verkeerstekens.

Verkeersdruppels hebben verschillende functies. Welke van de onderstaande functies is juist?

1. Zij zorgen voor geleiding van het verkeer.
2. Zij hebben snelheid remmende werking.
3. Beide antwoorden zijn juist.

Om de invloed van middelpuntvliedende kracht op te vangen wordt gebruik gemaakt van:

1. Wegverkanting.
2. Tonronding.
3. Afschot.

Wat is het belangrijkste doel van toeritdosering?

1. Een betere doorstroming op de invoegstrook.
2. Meer ruimte tussen de invoegende voertuigen.
3. Vlottere doorstroming op de hoofdrijbaan.

Welke stof is hoofdzakelijk de veroorzaker van het broeikaseffect?

1. Koolwaterstof.
2. Koolstofdioxiden.
3. Stikstof.

Van risicoperceptie spreekt men bij:

1. Het bewust nemen van onnodige risico's
2. Het vermogen gevaarlijke situaties veilig op te lossen.
3. Het vermogen gevaarlijke situaties te onderkennen.

Wat is het belangrijkste als je wilt invoegen?

1. Plaats op de weg.
2. Kijktechniek.
3. Snelheid opvoeren.
4. Een combinatie van antwoord A, B en C