Leren leren - toepassingsvragen 1

Welkom

Leren leren


Toepassingsvragen
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
MentorlesMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welkom

Leren leren


Toepassingsvragen

Slide 1 - Tekstslide

Lesprogramma
  1. Terugblik
  2. Leren voor toepassingsvragen
  3. Leerstrategieën per vak bedenken.

Slide 2 - Tekstslide

Herhalen, herhalen, herhalen

Gebruik de methode 3+1

- Per toets plan je 4 leermomenten in.
- Stel dat je één keer ziek bent, of je echt niet kan concentreren.
- Het vierde leermoment vormt dan een buffer.

Slide 3 - Tekstslide

Een mogelijke toetsvraag:
Wat is een stadstaat?
Wat voor soort vraag is dit denk je?
A
Een vraag die mijn kennis test.
B
Een vraag waarbij ik mijn kennis moet toepassen.

Slide 4 - Quizvraag

Een mogelijke toetsvraag:
In welk jaar werd Athene opgericht?
Wat voor soort vraag is dit denk je?
A
Een vraag die mijn kennis test.
B
Een vraag waarbij ik mijn kennis moet toepassen.

Slide 5 - Quizvraag

Een mogelijke toetsvraag:
Leg uit waarom de Grieken koloniën stichtten.
Wat voor soort vraag is dit denk je?
A
Een vraag die mijn kennis test.
B
Een vraag waarbij ik mijn kennis moet toepassen.

Slide 6 - Quizvraag

Een mogelijke toetsvraag:
Ontleed de volgende zin; Klas LB12 leert vandaag hoe ze moeten leren.
Wat voor soort vraag is dit denk je?
A
Een vraag die mijn kennis test.
B
Een vraag waarbij ik mijn kennis moet toepassen.

Slide 7 - Quizvraag

Strategie 1 - vaktaal begrijpen
Vaak kom je bij het leren lastige woorden (begrippen) tegen.

  • Vaktaal, woorden die horen bij een vak (stadstaat, cultuur, nijverheid).

  • Instructietaal, woorden die horen bij opdrachten en toetsen (kenmerken, verklaar, present simple).
    Ken je de woorden?

  • Abstract taalgebruik, woorden waar je geen plaatjes bij kunt bedenken (definitie, relatie)
    Weet je wat er bedoeld wordt of moet je dat nog navragen/uitzoeken?
Bij het leren van vaktaal (begrippen):
1. Zoek in je het hoofdstuk dat je moet leren naar vaktaal.
2. Ken je de betekenis van de woorden?
3. Begrijp je echt wat ze betekenen en waarom ze belangrijk zijn?
4. Kan je de begrippen gebruiken als je iets uit moet leggen?

Slide 8 - Tekstslide

Strategie 2 - woordweb
Werkwijze 1:
  1. Kies een woord dat je niet begrijpt/lastig vindt en schrijft dat in het midden van het vel.
  2. Bedenk welke andere begrippen erbij horen en zet die om het begrip heen.

Werkwijze 2:
  1. Schrijf alle woorden die bij een bepaald onderwerp horen op een vel papier.
  2. Verbind alle begrippen die bij elkaar horen met een lijn.
  3. Bekijk welk woord met het meeste andere begrippen verbonden is en omcirkel dat woord. 
Een voorbeeld van werkwijze 1.
In het midden schrijf ik op Agora. Daaromheen schrijf ik op marktplein, rechtspraak, nijverheid, scholen, winkels, handel, politiek, stadstaat,... 

Slide 9 - Tekstslide

Maak een woordweb bij een begrip van aardrijkskunde.

Slide 10 - Open vraag

Strategie 3 - 
robot
Bij deze strategie doe je net alsof je kijkt als een robot. Je zoekt naar een vaste volgorde of een stappenplan voor een probleem of opdracht.

  • Je zoekt naar een vaste aanpak of naar een vaste volgorde die je kunt gebruiken bij
    gelijksoortige vragen
  • Deze aanpak schrijf je op en pas je vervolgens iedere keer toe.

  • Bij het ontleden van zinnen bij Nederlands moe je bijvoorbeeld altijd:
  1. Eerst de persoonsvorm zoeken.
  2. Dan zinsdeelstrepen zetten.
  3. Dan het onderwerp benoemen.

Een robot moet een vaste input hebben om zijn taken uit te voeren. Als er zomaar iets gebeurt weet een robot niet wat hij moet doen, vandaar de naam van deze strategie.

Slide 11 - Tekstslide

Bij welk vak en bij welke stof hoort een stappenplan?

Slide 12 - Open vraag

Strategie 4 -
3-2-1
Bij deze strategie kijk je terug op wat je geleerd hebt.

Werkwijze:
3. Haal 3 onderdelen van de leerstof in je gedachten terug.
2. Schrijf 2 nieuwe inzichten of ideeën op waar je tijdens het leren zelf op bent gekomen
3. Schrijf 1 vraag op die je na het leren nog steeds hebt.

Slide 13 - Tekstslide

Bedenk een paragraaf van BIO die je moest leren en schrijf de 3-2-1 op.

Slide 14 - Open vraag

Strategie 5 - Rangorde
Zet je leerstof in rangorde, je brengt een volgorde aan. Bbijvoorbeeld een volgorde op de volgende manieren:
  • Van belangrijk naar onbelangrijk
  • Van vroeger naar later
  • Van warm naar koud
  • Van donker naar licht

Op deze manier verbind je de begrippen met elkaar en onthoud je ze beter.


Slide 15 - Tekstslide

Strategie 6 -
V6 (wiskunde)
Bij deze strategie leer je belangrijke info uit een wiskunde opgave te halen. Zo misje geen belangrijke info of stappen.

Werkwijze:
  1. Lees de tekst en lees de vraag.
  2. Bedenk welke gegevens je uit de tekst nodig hebt voor de vraag.
  3. Lees de tekst nog eens en haal de benodigde gegevens eruit.
  4. Vraag jezelf af in welke volgorde je de vraag moet uitvoeren/beantwoorden.
  5. Voer de berekeningen uit.
  6. Controleer je werkwijze en schat in of je antwoord kan kloppen. 

Slide 16 - Tekstslide

Strategie 7 - Kapstok
Als je moet leren is het handig om een kapstok te maken.

Je verdeelt de begrippen in woordgroepjes, je hangt ze aan een kapstok.

Zo krijg je overzicht en leer je sneller.


Voor Nederlands kom je de begrippen woordsoorten, zelfstandig naamwoord, lidwoord, bijvoegelijk naamwoord tegen. 
Boven aan zet je woordsoorten en daaronder vallen de andere drie begrippen, zo krijg je een kapstok.

Slide 17 - Tekstslide

Strategie 8 -
Controller
Bij deze strategie kijk je terug op opdrachten die je gemaakt hebt om ervan te leren.

Werkwijze
  1. Pak door jou gemaakt werk er eens bij; een oefentoets, je werkboek of een lesopdracht.
  2. Bekijk bij welke opdracht of vraag je een fout hebt gemaakt. 
  3. Zoek uit wat voor soort vraag dit is.
  4. Maak een vergelijkbare vraag en kijk of je het nu wel goed kunt (zo niet, maak nog een vraag. Net zolang tot het goed gaat). 

Slide 18 - Tekstslide

Strategie 9 - Signaalwoorden
Door signaalwoorden kan je goed zien wat er in een tekst komen gaat. Dat zorgt voor overzicht en duidelijkheid. Als je goed op de signaalwoorden let kan je de opbouw in een tekst vinden.
  • Opsomming
  • Gelijkwaardigheid
  • Alternatieven
  • Herhaling
  • Tegenstelling/verandering
  • Oorzaak en gevolg
  • Voorwaarde
  • Nadruk
  • Volgorde
  • Aanname
  • Samenvatting/conclusie
Signaalwoorden zijn eigenlijk verkeersborden in een tekst. Ze geven je een teken/een signaal/een waarschuwing. Zo weet je wat er komen gaat, wel zo handig!

Slide 19 - Tekstslide


Na deze les, 
wil ik de volgende strategie zeker gaan proberen...
Strategie 1 - vaktaal
Strategie 2 - woordweb
Strategie 3 - robot
Strategie 4 - 3-2-1
Strategie 5 - rangorde
Strategie 6 - Rekenvragen V6
Strategie 7 - kapstok
Strategie 8 - controller
Strategie 9 - Signaalwoorden

Slide 20 - Poll

Wat ga je het weekend voor leuks doen?

Slide 21 - Open vraag