In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Les 61
Samengestelde woorden
Bladzijde 126 en 127 in je lesboek
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Lesdoelen
Je leert wanneer je woorden aan elkaar of los moet schrijven.
Je leert wanneer je een tussen-n gebruikt.
Slide 2 - Tekstslide
Vooral die eerste wil ik echt behalen deze les. Die tweede is voor als de eerste snel gaat.
Wat is een samenstelling? Geef ook een voorbeeld van een samenstelling.
Slide 3 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Woorden aan elkaar of los?
Waarom is het belangrijk om te weten of je woorden aan elkaar of los schrijft?
timer
1:00
Slide 4 - Tekstslide
Als de leerlingen zelf met het antwoord komen dat de betekenis soms kan veranderen is het goed. Anders dan ga ik het ze laten ervaren. Daar is de timer voor. Ze moeten in één minuut een luipaard tekenen in hun schrift. En dan in de minuut erna een lui paard. Dan snappen ze zeker dat er soms een betekenisverschil ontstaat.
Samengestelde woorden
Twee of meer woorden die aan elkaar zijn geplakt
Slide 5 - Tekstslide
Vraag hier voorbeelden en schrijf ze op het zijbord.
Samengestelde woorden
Als je één persoon, dier of ding bedoelt, dan schrijf je het aan elkaar.
Slide 6 - Tekstslide
Wijs nog eens op de woorden op het zijbord.
De dag aanbieding / dagaanbieding is de oudekaaskroket met mosterd.
A
dag aanbieding
B
dagaanbieding
Slide 7 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Op de plattegrond / platte grond kun je zien waar je bent op het festivalterrein
A
plattegrond
B
platte grond
Slide 8 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Voor de derde keer in zijn carrière won de profvoetballer / prof voetballer de trofee
A
profvoetballer
B
prof voetballer
Slide 9 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Alle vliegtuigen bleven aan de grond na het bericht van een bom melding / bommelding
A
bom melding
B
bommelding
Slide 10 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wanneer schrijf je woorden aan elkaar?
Slide 11 - Open vraag
Even uitgebreid stilstaan bij de antwoorden. Ook reflecteren op hoe dit lesdoel nu behaald is. Kinderen die de vraag niet kunnen beantwoorden moeten het oranje stukje op blz 126 nog eens goed lezen.
Tussen-n
Wat is een tussen-n?
Slide 12 - Tekstslide
Uitleggen met behulp van de woorden die al op het bord geschreven zijn of extra voorbeelden geven. Boekenkast, muizenval, klassenset, brievenbus.
Tussen-n
Waarom is het belangrijk om te weten of je een tussen-n schrijft?
Slide 13 - Tekstslide
Om goed te kunnen spellen. spellen is belangrijk voor hoe andere mensen jou zien en voor je baan later.
Tussen-n
Je schrijft wél een tussen-n als het eerste deel van het woord een zelfstandig naamwoord is, en in het meervoud eindigt op 'en'.
Slide 14 - Tekstslide
verwijs weer naar de voorbeeldjes op het bord. laat het zien.
Je schrijft geen tussen-n als:
Het eerste deel van het woord geen meervoud heeft
of
uniek is (er is er maar één van)
Slide 15 - Tekstslide
even bij stilstaan dat ze nu een regel hebben met twee uitzonderingen.
Maak opdracht 5
op bladzijde 127
je hebt 5 minuten de tijd.
Ben je klaar?
Maak opdracht: 1, 3, 4, 6, 8, 9
timer
5:00
Slide 16 - Tekstslide
Rondlopen en extra uitdagingen uitdelen aan leerlingen die de stof beheersen.
Nakijken opdracht 5
1. hond+voer
2. kaart+bak
3. mens+hand
4. zon+brand
5. pan+koek
6. eik+boom
Slide 17 - Tekstslide
antwoordjes met de stift op het bord. Steeds benadrukken waarom er een tussen-n staat met de regel erbij.
Wanneer schrijf je een tussen-n?
Slide 18 - Open vraag
echt even stilstaan bij het behalen van het lesdoel