OPG unit 24, 26 Future tenses

• Engels
• Middelbare school
• mavo, havo, vwo
• Leerjaar 2

 The Future

Goals for this part of the lesson

• You can apply the future tenses in sentences.
• You can understand the difference in the use of the future tenses.

4 ways with the future

‘Form of to be’ going to + verb = We are going to go on holiday next week.

Will/ Shall + verb = I will (I’ll) call you later

Present Simple = The bus leaves at 5 pm 

Present continuous ‘Form of to be’ verb+ing = They are moving house next week

‘To be’ going to + verb

I am going to visit my cousin at the weekend.

• Praat ik over de toekomst?
  
• Plan. Ik ben van plan om dit te doen. 
• Beslissing. Ik heb het al besloten.  (dus niet ter plekke)
• Voorspelling met bewijs (je ziet het al bijna gebeuren) It is going to rain, those dark clouds are coming this way. 

Will/Shall + verb

Will or shall

•  spontaan beslissing gemaakt op het moment van spreken. I like this dress. I think I will buy it. 
•  een voorspelling gebaseerd op mening. Een gok. Robots will take our jobs in the future. 

• een belofde aan iemand. I will call you.
•  een voorstel (shall). Shall we go home? 

Match the sentence to its function

Shall we walk to school tomorrow? 

It is raining. I'll take a taxi!

I'll call you later!

Ajax will win the champions league this year.

Most of you will be 14 years old on your next birthday

Een feit

Een belofde

Spontaan beslissing, gemaakt op het moment

Een voorspelling gebaseerd op mening (geen bewijs)

Een voorstel

Present simple 

The bus leaves at 10:45.

• Staat het op een rooster?
• Gebeurt het elke dag, week 

op hetzelfde tijdstip?

Present continuous

We are eating dinner at John’s house on Friday.

I am seeing the dentist next Tuesday.

• Is dit een plan?
  
• Weet ik wanneer het zal plaatsvinden?
• Is het al afgesproken? Staat het vast? 
• Staat het in mijn agenda? 

Overview

• ‘To be’ going to + verb - iets dat je van plan bent, voorspelling met bewijs
• Will/Shall + verb - voorstel, verzoek, belofte, spontaan beslissing, , voorspelling zonder bewijs.
• Present simple - iets dat op een schema staat.
• Present continuous - iets dat is gepland, een afspraak (Future diary)
  

The film on the television..................... (start) at 8pm.

1. starts
2. is starting

I ...........................(meet) Jenny for coffee next Friday.

1. meet
2. am meeting
3. meets
4. met

They .............................(fly) to Seattle in two weeks time.

1. flying
2. are flying
3. fly
4. is flying

We ........ watch a film tonight.

1. will
2. 're going to
3. am going to
4. is going to

You have got your hands full. I......................the door for you!

1. get
2. am getting
3. will get
4. 'll get