week 1

week 1
les 1
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

week 1
les 1

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag:
Introductie unit 2
Wat voor lezer ben jij?
Literaire begrippen: fictie & non-fictie
Onderzoek naar vertelperspectieven


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelen:
Je weet wat we in unit 2 gaan doen.
Je weet wat voor lezer je bent.
Je kunt uitleggen wat fictie en non-fictie is.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Introductie unit 2
  • We lezen de thriller Het gouden ei van Tim Krabbé.
  • We kijken de film.
  •  We leren verschillende literaire begrippen.
  • Twee toetsen:
  • 1. verder schrijven spannend verhaal (analysing + producing text; half januari)
  • 2. vergelijking film & boek (analysing, using language/organizing; eind februari)

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 5 - Video

tot 2.40
Wat voor type lezer ben jij?
Er zijn 4 typen lezer:
  • de reflecterende lezer
  • de belevende lezer
  • de herkennende lezer
  • de interpreterende lezer

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reflecterend lezen 

Je bent gemotiveerd om boeken voor school te lezen. Je interesseert je vooral voor de inhoudelijke kant van de boeken: ze moeten over psychologische, maatschappelijke of historische onderwerpen gaan. Je hebt ontdekt dat boeken iets vertellen over de wereld om je heen, dat ze je helpen om je eigen ideeën te vormen. Je vindt het ook leuk om over de inhoud van boeken te discussiëren.

Belevend lezen

Eigenlijk houd je (waarschijnlijk) niet van lezen, maar goed als het dan toch moet, lees je bij voorkeur niet al te dikke jeugdboeken en het liefst boeken waarin veel gebeurt. De hoofdpersoon moet van je eigen leeftijd zijn. Jongens lezen dan vaak liefst avontuurlijke oorlogsboeken, meisjesboeken  gaan vaak over problemen.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Interpreterend lezen

Je leest ‘echte’ volwassenenboeken en je hebt ook oog voor hoe de schrijver het verhaal vertelt. De stijl en de opbouw mogen best wat ongewoon zijn, want je wil je wel aanpassen. Ook wil je wel kennismaken met enkele bekende werken uit de canon. Je hebt geleerd om zelf een oordeel te vormen over het boek, op grond van allerhande argumenten. Bovendien kun je al behoorlijk op eigen kracht doordringen in de betekenis van de tekst en het thema vaststellen. Wat je nog niet goed kunt, is overzien wat voor plaats het boek in de literatuur heeft.

Herkennend lezen

Je hebt de (grootste) tegenzin tegen lezen overwonnen en je leest met niet al te veel moeite elk jaar de verplichte boeken. Jeugdliteratuur spreekt je zeker nog aan en ook populaire series, maar boeken met volwassenen in de hoofdrol vind je ook heel aanvaardbaar. Belangrijk is wel dat je je goed met de hoofdpersoon kunt identificeren. Het boek moet ook niet al te verwarrend zijn.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor type lezer ben jij?

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Literaire begrippen:
Fictie Verzonnen verhalen over gebeurtenissen en mensen (leesboek, stripverhaal, film, gedicht).

Non-fictie Verhalen over de werkelijkheid, met feiten over (echte) mensen en (echte) gebeurtenissen. Het is echt gebeurd (krantenbericht, journaal) of geeft informatie (schoolboek).

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lees het fragment
Denk je, op basis hiervan, dat het boek fictie of non-fictie is?

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lees het fragment
Denk je, op basis hiervan, dat het boek makkelijk/moeilijk/oppervlakkig/diepgaand is? Waarom? 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Vertelperspectieven
  • Alleen, rest van de les. Niet klaar = huiswerk.
  • Volgende les bespreken.
  • Gebruik het internet en noteer je bevindingen in je schrift.
  • Zoekvraag: wat is een vertelperspectief en welke zijn er?

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

week 1
les 2

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag:
Naar de bieb
Vertelperspectieven: bespreken & uitleg
Spanning 
Beginnen met lezen hoofdstuk 1

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelen:
Je kunt uitleggen welke vertelperspectieven er zijn.
Je kunt uitleggen hoe een auteur een verhaal spannend kan maken.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vertelperspectieven: bespreken & uitleg
  • Welke perspectieven zijn er volgens jullie?
  • ik-perspectief
  • personaal perspectief (hij/zij-verteller)
  • alwetend perspectief (auctoriaal)
  • --> meervoudige verteller

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ik-perspectief
Je ziet alles door de ogen van de verteller
Geschreven in de ik-vorm
Leert de ik-persoon heel goed kennen
Komt niet te weten wat andere personages voelen of denken

* meervoudig

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorbeeld
Een ijskoude rilling was langs mijn ruggengraat omhoog gekropen. Op de gastenlijst komen voor het Feest is moeilijker dan geblinddoekt je rijexamen halen. Het verhaal gaat dat ze je van tevoren screenen, al heeft niemand een idee wie die ‘ze’ zijn en hoe dat screenen in zijn werk gaat. Hadden ze me de afgelopen weken in de gaten gehouden? Was ik al die tijd zonder dat ik het doorhad bekeken en afgeluisterd?
                                                (Uit: Zes seconden – Daniëlle Bakhuis)

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

personaal perspectief
Je ziet alles door de ogen van één persoon
Geschreven in de hij- of zij-vorm
Leert de hoofdpersoon goed kennen

* meervoudig

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorbeeld
Gieles probeerde zich een schuddende aarde voor te stellen. Een schuddend dak was hem niet vreemd. Als ‘s nachts zware vrachtkisten opstegen, bonkte het dak als een oude centrifuge. Gieles zapte weg van de aardbeving naar Animal Planet. Een vlooiende bonobo en haar jong zaten onder een boom. Zijn vriend Toon vertoonde overeenkomsten met apen, vond hij.
                                           (Uit: Glijvlucht – Anne-Gine Goemans)

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

alwetend perspectief
De verteller is iemand die alles weet van alle personages
Geschreven in de hij- en zij-vorm
Komt te weten wat alle personages zien, horen, voelen en denken
Verteller weet wat er is gebeurd en wat nog gaat gebeuren
Richt zich soms tot de lezer (commentaar)

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorbeeld
Het was nog donker, toen in de vroege morgen van de tweeëntwintigste december 1946 in onze stad, op de eerste verdieping van het huis Schilderskade 66, de held van deze geschiedenis, Frits van Egters, ontwaakte.
                                                                (Uit: De avonden – Gerard Reve)

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

spanning
Wanneer vind jij een verhaal spannend?
Wat kan een schrijver doen om een verhaal spannend te maken volgens jou?

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

een aantal technieken:
1. Er zitten open plekken in het verhaal. Dat zijn vragen die het verhaal bij je oproept, maar waar je nog niet meteen een antwoord op krijgt. 
2. uitstel van de ontknoping. De schrijver laat je wachten.
3. Je krijgt door aanwijzingen in het verhaal een vermoeden over hoe het afloopt, maar je weet nog niet precies hoe het zit.


Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4. Het verhaal krijgt een onverwachte wending.
5. Je hebt als lezer een informatievoorsprong.
6. De hoofdpersoon bevindt zich in een bedreigende situatie of omgeving.
7. Een hoofdstuk eindigt met een cliffhanger.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kun jij een voorbeeld noemen van een spannend verhaal dat jij hebt gelezen? Welke techniek(en) gebruikte de schrijver toen?

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

hoofdstuk 1
Tijdens het lezen van een hoofdstuk:
- Zorg dat je weet waar een hoofdstuk over gaat. Maak e.v.t. aantekeningen. Noteer ook e.v.t. moeilijke woorden.
- Maak aantekingen m.b.t. de literaire begrippen die je hebt geleerd.
- Tussendoor/ aan het eind van het hoofdstuk beantwoord je daarover vragen.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies