In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Onderdelen in deze les
D-Toets Hoofdstuk
Kookpunt & Smeltpunt
Slide 1 - Tekstslide
Hoe heet de fase-overgang van de vaste naar de vloeibare fase?
A
Smelten
B
Stollen
C
Verdampen
D
Condenseren
Slide 2 - Quizvraag
Hoe heet de fase-overgang van de vloeibare naar de gasvormige fase?
A
Smelten
B
Stollen
C
Verdampen
D
Condenseren
Slide 3 - Quizvraag
Bij een zuivere stof blijft de temperatuur tijdens het smelten constant.
A
waar
B
niet waar
Slide 4 - Quizvraag
Bij een mengsel blijft de temperatuur tijdens het smelten constant.
A
waar
B
niet waar
Slide 5 - Quizvraag
Een zuivere stof heeft een smelttraject.
A
waar
B
niet waar
Slide 6 - Quizvraag
Als de temperatuur van een zuivere stof onder het smeltpunt ligt, is die stof vast.
A
waar
B
niet waar
Slide 7 - Quizvraag
Als de temperatuur van een zuivere stof boven het kookpunt ligt, is die stof vloeibaar.
A
waar
B
niet waar
Slide 8 - Quizvraag
Een watermolecuul bestaat uit:
A
1 atoom
B
2 atomen
C
3 atomen
D
4 atomen
Slide 9 - Quizvraag
Wat is de fase van diamant bij 3742 °C?
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gas
Slide 10 - Quizvraag
De grafiek hoort bij een mengsel
A
waar
B
niet waar
Slide 11 - Quizvraag
In de afbeelding is een zuivere stof afgebeeld.
A
waar
B
niet waar
Slide 12 - Quizvraag
Bekijk de rode grafiek. Deze gaat over het branden van een kaars. Nadat een kaars is aangestoken besluit Albert de temperatuur van het kaarsvet te meten tijdens het branden. In welke fase bevindt het kaarsvet zich bij traject B?
A
B
C
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Vast en Vloeibaar
D
Vloeibaar en gasvormig
Slide 13 - Quizvraag
Bekijk de rode grafiek. Deze gaat over het branden van een kaars. Albert verwarmt 100 gram kaarsvet. Welke uitspraak is waar?
A
B
C
A
Het kaarsvet is helemaal gesmolten bij 12° C
B
Het kaarsvet is bij punt A vloeibaar
C
Het kaarsvet is bij punt B vloeibaar
D
Het kaarsvet is bij punt A vast
Slide 14 - Quizvraag
Bekijk de figuur. Wat komt er bij de letter B?
A
condenseren
B
Vervluchtigen/sublimeren
C
stollen
D
rijpen
Slide 15 - Quizvraag
Welke bewering over de grafiek is waar?
A
De grafiek is een stolgrafiek van een zuivere stof
B
De grafiek is een smeltgrafiek van een mengsel
C
De grafiek is een stolgrafiek van een mengsel
D
De grafiek is een smeltgrafiek van een zuivere stof