Hoofdstuk 11.2

6 metalen en redox
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 40 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

6 metalen en redox

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
Starten aan 6 Redox reacties 
nieuwe soort reacties 

Slide 2 - Tekstslide

Aan het einde van de les 
Heb je een korte inleiding voor redox reacties in je schrift
+ herhalen welke soorten reacties we al hebben gehad
Weet je een beetje hoe tabel 48 werkt. 
- kan je redox reacties herkennen

Slide 3 - Tekstslide

Soorten reacties 
1. Vormingsreacties/synthese en ontledingsreacties
a) A + B (+ .....) --> C (+ D + E etc) 
b) A --> B + C (+ D + E etc)
2. Neerslagreacties (zouten)

Slide 4 - Tekstslide

soorten reacties

Slide 5 - Tekstslide

Redox reacties
Re = reductor
Ox = oxidator 

Reductor kan elektronen afstaan
Oxidator kan elektronen opnemen (O van opnemen) 
Je hebt voor een redox dus een koppeltje nodig 

Slide 6 - Tekstslide

Wanneer is iets een redox reactie?
1. Als er lading verandert 
Fe --> Fe2+
Cl2        --> 2 Cl-

Hoe ontstaat lading?

Slide 7 - Tekstslide

Wanneer is iets een redox reactie?
1. Als er lading verandert
Fe --> Fe2+ 
Cl2        --> 2 Cl-

Hoe ontstaat lading?
meer elektronen = - lading
minder elektronen = + lading 


Slide 8 - Tekstslide

Wanneer is iets een redox reactie?
1. Als er lading verandert
Fe --> Fe2+ + 2e-
Cl2 + 2e- --> 2 Cl-

Hoe ontstaat lading?
meer elektronen = - lading
minder elektronen = + lading 


Slide 9 - Tekstslide

Wanneer is iets een redox reactie?
1. Als er lading verandert
red: Fe --> Fe2+ + 2e-
ox: Cl2 + 2e- --> 2 Cl-

Dit zijn half reacties 
Voor een redoxreactie heb je de totaal reactie nodig

Slide 10 - Tekstslide

Totaal reactie
red: Fe --> Fe2+ + 2e-
ox: Cl2 + 2e- --> 2Cl-

1. maak het aantal elektronen gelijk (is nu 2e en 2e)
2. Tel bij elkaar op
Fe + Cl2 + 2e--> Fe2+ + 2e-+ 2Cl-
3. Streep elektronen weg

Slide 11 - Tekstslide

Totaal reactie
red: Fe --> Fe2+ + 2e-
ox: Cl2 + 2e- --> 2 Cl-

1. maak het aantal elektronen gelijk (is nu 2e en 2e)
2. Tel bij elkaar op
Fe + Cl2 --> Fe2+ + 2 Cl-
3. Streep elektronen weg

Slide 12 - Tekstslide

Handig om te weten
3 soorten stoffen:
moleculaire stoffen, indien geladen is dit aangegeven (bv CO32-, H+)

Metalen, indien geladen is dit aangegeven (Pb2+ of geen lading Pb (s))

Zouten, combinatie metaal en niet-metaal, atomen hebben een lading ondanks dat het niet is aangegeven: PbCl2

Slide 13 - Tekstslide

Gelukkig hoef je halfreacties niet uit je hoofd te weten, deze kan je opzoeken in tabel 48

Hij werkt redelijk hetzelfde als tabel 49 (de zuur base tabel) 
Dus rechts boven = sterke oxidator en links onder sterke reductor
en de oxidator moet altijd schuinboven de reductor staan (net als bij zuur-base het zuur boven de base)

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Geef de totaalreactie van de volgende halfreacties 

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Het opstellen van een redox reactie 
Hoe pak je het aan?


Altijd goed kijken naar wat voor deeltjes heb ik?

Slide 20 - Tekstslide

Stel de redox vergelijking op van aluminium met zoutzuur  
We moeten op zoek naar een reductor en een oxidator
 
1. Welke deeltjes heb ik?

Slide 21 - Tekstslide

Tip voor de deeltjes identificatie
Wordt er een metaal genoemd bv aluminium, kalium, magnesium etc. Dan is het voor de pijl van de halfreactie GEEN ion, staat vaak (s) achter. Vaak sterke reductoren. 

Werk je met een zoutoplossing dan spreek je ALTIJD van losse ionen. Dus bijvoorbeeld oplossing van kaliumchloride dan heb je K+ en Cl-.  Meestal reageert 1 van de 2 als red/ox

Slide 22 - Tekstslide

Stel de redox vergelijking op van aluminium met zoutzuur  
We moeten op zoek naar een reductor en een oxidator
 
1. Welke deeltjes heb ik?
Aluminium = Al (s) 

Slide 23 - Tekstslide

Stel de redox vergelijking op van aluminium met zoutzuur  
We moeten op zoek naar een reductor en een oxidator
 
1. Welke deeltjes heb ik?
Aluminium = Al (s)
zoutzuur = H+ en Cl
2. Zoek de deeltjes in tabel 48. Ze moeten vóór de pijl staan

Slide 24 - Tekstslide

Stel de redox vergelijking op van aluminium met zoutzuur  
We moeten op zoek naar een reductor en een oxidator
 
1. Welke deeltjes heb ik?
Aluminium = Al (s)
Al (s) --> Al3+ + 3e- (reductor)
zoutzuur = H+ en Cl
2. Zoek de deeltjes in tabel 48. Ze moeten vóór de pijl staan

Slide 25 - Tekstslide

Stel de redox vergelijking op van aluminium met zoutzuur  
We moeten op zoek naar een reductor en een oxidator
1. Welke deeltjes heb ik?
Aluminium = Al (s)
Al (s) --> Al3+ + 3e- (reductor)
zoutzuur = H+ en Cl
2H+ + 2e- --> H2
2. Zoek de deeltjes in tabel 48. Ze moeten vóór de pijl staan
1 moet elektronen voor en 1 elektronen na de pijl hebben

Slide 26 - Tekstslide

Kies altijd de sterkte reductor en de sterkste oxidator!!

Slide 27 - Tekstslide

Stel de redox vergelijking op van aluminium met zoutzuur  
We moeten op zoek naar een reductor en een oxidator
1. Welke deeltjes heb ik?
Aluminium = Al (s)
Al (s) --> Al3+ + 3e- (reductor)
zoutzuur = H+ en Cl
2H+ + 2e- --> H2
3. zet de totaal reactie op 

Slide 28 - Tekstslide

Stel de redox vergelijking op van aluminium met zoutzuur  
We moeten op zoek naar een reductor en een oxidator
1. Welke deeltjes heb ik?
Al (s) --> Al3+ + 3e- (reductor) |x2
2H+ + 2e- --> H2 | x3 
3. zet de totaal reactie op 
3a (maakt aantal elektronen gelijk)

Slide 29 - Tekstslide

Stel de redox vergelijking op van aluminium met zoutzuur  
We moeten op zoek naar een reductor en een oxidator
1. Welke deeltjes heb ik?
2 Al (s) --> 2 Al3+ + 6e- (reductor)
6H+ + 6e- --> 3 H2  
3. zet de totaal reactie op 
3a (maakt aantal elektronen gelijk)

Slide 30 - Tekstslide

Stel de redox vergelijking op van aluminium met zoutzuur  
We moeten op zoek naar een reductor en een oxidator
1. Welke deeltjes heb ik?
2 Al (s) --> 2 Al3+ + 6e- (reductor)
6H+ + 6e- --> 3 H2  
3. zet de totaal reactie op 
3a (maakt aantal elektronen gelijk)
2 Al (s) + 6H + --> 2 Al3+ + 3 H2  

Slide 31 - Tekstslide

Zelf opstellen redox reacties
1 chroom en nikkelsulfaat-oplossing

 2 chloorwater en kaliumjodide-oplossing
* er ontstaat I2

3 kalium en water

Slide 32 - Tekstslide

Zelf opstellen redox reacties
1 chroom en nikkelsulfaat-oplossing

Slide 33 - Tekstslide

Zelf opstellen redox reacties
 2 chloorwater en kaliumjodide-oplossing

Slide 34 - Tekstslide

Zelf opstellen redox reacties
3 kalium en water

Slide 35 - Tekstslide

Geef aan of het een redox reactie is ja/nee
A:  Ca2+ (aq) + CO32- (aq) --> CaCO3 (s)
B:  2 Ag2O (s) --> 4 Ag (s) + O2 (g)
D:   Pb (s) + Cl2 (g) --> PbCl2 (s)

Slide 36 - Tekstslide

Geef aan of het een redox reactie is ja/nee
A:  Ca2+ (aq) + CO32- (aq) --> CaCO3 (s)
geen redox want lading verandert niet
B:  2 Ag2O (s) --> 4 Ag (s) + O2 (g)
D:   Pb (s) + Cl2 (g) --> PbCl2 (s)

Slide 37 - Tekstslide

Geef aan of het een redox reactie is ja/nee
A:  Ca2+ (aq) + CO32- (aq) --> CaCO3 (s)
geen redox want lading verandert niet
B:  2 Ag2O (s) --> 4 Ag (s) + O2 (g)
wel redox want lading veranderd
D:   Pb (s) + Cl2 (g) --> PbCl2 (s)

Slide 38 - Tekstslide

Geef aan of het een redox reactie is ja/nee
D:   Pb (s) + Cl2 (g) --> PbCl2 (s)
Wel redox want lading veranderd

Slide 39 - Tekstslide

Weektaak
17 tm 23 uit 11.2

Slide 40 - Tekstslide