gram U3 - T

Much, many, a lot of, a little, a few, little, few

In het Engels gebruik je verschillende woorden voor dingen die je kunt tellen (telbare znw), en dingen die je niet kunt tellen (niet-telbare znw)
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Much, many, a lot of, a little, a few, little, few

In het Engels gebruik je verschillende woorden voor dingen die je kunt tellen (telbare znw), en dingen die je niet kunt tellen (niet-telbare znw)

Slide 1 - Tekstslide

Telbare znw
- Many, a lot of, a few en few
- Je weet dat je iets kunt tellen als je er 'two' voor kunt zetten (zoals: two children, two books, etc).
- voorbeelden:

Slide 2 - Tekstslide

gram U3 - T
Hoeveelheden

Slide 3 - Tekstslide

Niet- telbare znw
- Much, a lot of, a little en little
- Woorden waar je géén 'two' voor kunt zetten (zoals: two waters of two moneys)
- voorbeelden:

Slide 4 - Tekstslide

telbaar of niet- telbaar?
Time
A
Telbaar znw
B
Niet- telbaar znw

Slide 5 - Quizvraag

telbaar of niet- telbaar?
Fun
A
Telbaar znw
B
Niet- telbaar znw

Slide 6 - Quizvraag

telbaar of niet- telbaar?
Coins
A
Telbaar znw
B
Niet- telbaar znw

Slide 7 - Quizvraag

telbaar of niet- telbaar?
Teacher
A
Telbaar znw
B
Niet- telbaar znw

Slide 8 - Quizvraag

telbaar of niet- telbaar?
Mouse
A
Telbaar znw
B
Niet- telbaar znw

Slide 9 - Quizvraag

telbaar of niet- telbaar?
Milk
A
Telbaar znw
B
Niet- telbaar znw

Slide 10 - Quizvraag

I've got (..) questions for you
(Ik heb een paar vragen voor je)

Slide 11 - Open vraag

(...) teachers can speak Russian
(weinig leraren kunnen Russisch spreken)

Slide 12 - Open vraag

There are (...) children in our school
(er zitten veel kinderen bij ons op school)

Slide 13 - Open vraag

My brother has (...) books
(mijn broer heeft veel boeken)

Slide 14 - Open vraag

Can I borrow (...) money?
(kan ik een beetje geld lenen?)

Slide 15 - Open vraag

They only have little time
(Ze hebben maar weinig tijd)

Slide 16 - Open vraag

We're not having (...) fun
(we hebben niet veel plezier)

Slide 17 - Open vraag

My mum drinks (...) water

Slide 18 - Open vraag