Leesvaardigheid

Leesvaardigheid
Chatten bevordert de schrijfvaardigheid
Examen GT 2022
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Leesvaardigheid
Chatten bevordert de schrijfvaardigheid
Examen GT 2022

Slide 1 - Tekstslide

Voordat je gaat lezen
Wat verwacht je van de tekst?
Tekstsoort, onderwerp, tekstdoel

Slide 2 - Tekstslide

Tijdens het lezen
Markeer vanaf alinea 4 de signaalwoorden die je tegenkomt. Probeer minimaal één signaalwoord te onderstrepen in alinea 4 t/m 12.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Wat is het hoofdonderwerp van de tekst?
A
experimenteren met taal door pubers
B
invloed van sociale media op schrijfvaardigheid
C
onderscheid tussen schoolteksten en socialemediaberichten
D
wetenschappelijk onderzoek naar taalverloedering

Slide 5 - Quizvraag

Op welke drie manieren wordt de tekst ingeleid in de alinea’s 1 en 2?
Kies uit: de aanleiding voor het schrijven te noemen, een deskundige voor te stellen, een vraag over het onderwerp te stellen, een verrassende conclusie te trekken, een voorbeeld bij het onderwerp te geven.

Slide 6 - Open vraag

Volgens Lieke Verheijen kan het actief gebruiken van sociale media een voordeel hebben.
Citeer het zinsgedeelte uit alinea 1 of alinea 2 waarin dit voordeel wordt genoemd.

Slide 7 - Open vraag

Verheijen zegt in alinea 3 dat er veel zorgen zijn over het afwijkende taalgebruik van jongeren.
Welk ander woord gebruikt zij voor dit afwijkende taalgebruik?

Slide 8 - Open vraag

In alinea 5 staat dat middelbare scholieren durven te experimenteren met taal.
Welke drie manieren van experimenteren noemt Verheijen? Geef per manier antwoord in maximaal drie woorden.

Slide 9 - Open vraag

Noem twee van de vier zinnen van de alinea’s 5 tot en met 7 die de samenvatting
van de onderzoeksresultaten vormen

Slide 10 - Open vraag

In alinea 8 staat dat passief gebruik van sociale media een slechte
invloed heeft op de schoolteksten van jongeren.
Citeer de zin uit alinea 9 die aangeeft wat volgens het onderzoek van
Verheijen wél werkt om de schrijfvaardigheid van jongeren te
verbeteren.

Slide 11 - Open vraag

Welke zin uit alinea 1, alinea 2 of alinea 3 geeft het best de
hoofdgedachte van deze tekst weer?
A
Actief gebruik van sociale media waarbij leerlingen zelf berichten bedenken en schrijven, kan ervoor zorgen dat ze op school minder schrijffouten maken
B
“Mijn onderzoek laat zien dat we niet bang hoeven te zijn voor taalgebruik op sociale media.”
C
Verheijen wilde voor haar promotieonderzoek graag weten of de chattaal die jongeren gebruiken op WhatsApp, in sms’jes, op Twitter en vroeger op MSN, invloed heeft op hun schrijfvaardigheid op school.
D
“Er wordt gesproken over taalverloedering, maar in Nederland ontbrak een goed uitgebreid onderzoek en ik wilde kijken of alle zorgen wel terecht zijn.”

Slide 12 - Quizvraag

Op welke twee manieren wordt de tekst in alinea 12 afgesloten?
A
met een aanbeveling en een conclusie
B
met een aanbeveling en een toekomstverwachting
C
met een conclusie en een toekomstverwachting
D
met een conclusie en een waarschuwing

Slide 13 - Quizvraag

Met welk doel is deze tekst vooral geschreven?
De tekst wil lezers
A
aansporen hun eigen regels in de chattaal te koesteren.
B
adviseren om meer chattaal te gebruiken in schoolopdrachten.
C
informeren over onderzoeksuitkomsten naar het effect van chattaal.
D
overtuigen van het nut van chattaal voor de taalontwikkeling van jongeren.

Slide 14 - Quizvraag

Voor wie is deze tekst vooral bedoeld?
De tekst is vooral bedoeld voor lezers die
A
hun taalvaardigheid willen verbeteren.
B
lesgeven aan jongeren.
C
vaak socialemediaberichten versturen.
D
D zich zorgen maken over sociale media.

Slide 15 - Quizvraag