Met het woordje '
wat' verwijzen we naar hele zinnen, de overtreffende trap en naar onbepaalde voornaamwoorden.
Met het woordje 'die' verwijzen we naar de-woorden
Met het woordje 'dat' verwijzen we naar het-woorden
Het woordje 'wie' als betrekkelijk voornaamwoord wordt over het algemeen voorafgegaan door een voorzetsel.