Examentraining thema 5

Stress
Grote spanning, stress, heeft een aantal veranderingen in het lichaam tot gevolg. In een experiment worden deze veranderingen onderzocht.
Twintig vrijwilligers maken een 'bungeejump' vanaf een 70 meter hoge kraan. Van elke vrijwilliger wordt op drie tijdstippen bloed afgenomen: vlak vóór de sprong, vlak erna en twee uur later.
Vlak vóór de sprong blijkt het adrenalinegehalte van het bloed bij alle deelnemers sterk verhoogd.
Neemt hierdoor het aantal hartslagen per minuut toe of af?


1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Stress
Grote spanning, stress, heeft een aantal veranderingen in het lichaam tot gevolg. In een experiment worden deze veranderingen onderzocht.
Twintig vrijwilligers maken een 'bungeejump' vanaf een 70 meter hoge kraan. Van elke vrijwilliger wordt op drie tijdstippen bloed afgenomen: vlak vóór de sprong, vlak erna en twee uur later.
Vlak vóór de sprong blijkt het adrenalinegehalte van het bloed bij alle deelnemers sterk verhoogd.
Neemt hierdoor het aantal hartslagen per minuut toe of af?


Slide 1 - Tekstslide

1p 1. Vlak vóór de sprong blijkt het adrenalinegehalte van het bloed bij alle deelnemers sterk verhoogd.
Neemt hierdoor het aantal hartslagen per minuut toe of af?
A
Het aantal hartslagen per minuut neemt toe
B
Het aantal hartslagen per minuut neemt af

Slide 2 - Quizvraag

1p 2. Welke invloed heeft de toename van adrenaline op het glucosegehalte van het bloed: neemt het glucosegehalte toe of af?
A
Het glucosegehalte neemt toe
B
Het glucosegehalte neemt af

Slide 3 - Quizvraag

In de afbeelding zie je enkele hormoonklieren in het lichaam.

1p 3. Welke letter geeft een orgaan aan dat adrenaline maakt?
A
Q
B
R
C
S
D
T

Slide 4 - Quizvraag

Impulsen
In de afbeelding is schematisch weergegeven hoe enkele zenuwcellen impulsen geleiden vanuit de huid naar een spier. De pijlen geven de richting van de impulsen aan.


Slide 5 - Tekstslide

2p 4. Treedt als gevolg van deze impulsen een reflex op of een bewuste beweging? Leg uit waaraan je dat kunt zien in de afbeelding.

Slide 6 - Open vraag

De letters P, Q en R geven zenuwcellen aan.

Welke letter geeft een schakelcel aan?
A
P
B
Q
C
R

Slide 7 - Quizvraag

Vernauwing van het halswervelkanaal
In de wervelkolom bevindt zich het wervelkanaal met het ruggenmerg. Soms groeien er verdikkingen aan het botweefsel van halswervels. Dit wordt een vernauwing van het halswervelkanaal genoemd.

Bij een patiënt is door een verdikking aan een halswervel een armzenuw bekneld geraakt. De beknelling heeft verlamming en gevoelloosheid tot gevolg.
In de afbeelding is van een gezonde persoon een halswervel met ruggenmerg en zenuwen weergegeven.

Slide 8 - Tekstslide

1p 6. Op welke van de plaatsen P, Q of R kan een beknelling van de zenuw zowel verlamming als gevoelloosheid tot gevolg hebben?
A
P
B
Q
C
R

Slide 9 - Quizvraag


2p 7. Leg uit waardoor het ruggenmerg beschadigd raakt als er niet genoeg bloed naar toe wordt gevoerd.

Slide 10 - Open vraag

Hersencentra
De Canadese neurochirurg Penfield ontwikkelde in de jaren veertig en vijftig van de vorige eeuw een kaart van de gevoelscentra in de menselijke hersenschors. Deze kaart wordt vaak weergegeven als een homunculus: een op de hersenschors geprojecteerd figuurtje van de mens (zie de afbeelding).


Slide 11 - Tekstslide

1p 8. Verklaar waarom gezicht en handen in dit figuurtje zo'n groot oppervlak op de hersenschors innemen.

Slide 12 - Open vraag

Als iemand niet-bestaande beelden ziet, spreekt men van hallucineren.

2p 9. Waar zul je met een hersenscan grote activiteit vinden bij hallucineren?
A
in de grote hersenen
B
in de hersenstam
C
in de oogzenuwen
D
in de kleine hersenen

Slide 13 - Quizvraag