NE - H2 - 3.9

NE - H2 - 3.9
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

NE - H2 - 3.9

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen:

Slide 2 - Tekstslide

Maken
Opdracht 1.

Slide 3 - Tekstslide

Voltooid deelwoord 

Slide 4 - Tekstslide

Oefenzinnen
  1. Een half jaar lang hebben zij onderwijs (volgen) ...... op zee.
  2. De leerlingen hebben hun vaardigheden (ontwikkelen) ...... en daarnaast (leren) ...... hoe een schip zelfstandig (besturen) ...... moest worden.
  3. De reis had hun identiteit (versterken) ......, hun zelfvertrouwen (vergroten) ...... en ze hadden met volle teugen (genieten) ...... .

Slide 5 - Tekstslide

Tegenwoordig deelwoord
  • een handeling die nog bezig is (nog niet voorbij).
  • infinitief + d. 
  • je kunt het vervangen door een bijzin met 'terwijl'.


Bijv. Gierend van het lachen....
Al huilend gingen de meiden... (terwijl ze huilden)

Slide 6 - Tekstslide

Tussenletters in samenstellingen

Samenstelling = twee lossen woorden aan elkaar geplakt.
Bijv. tafelpoot, telefoonoplader.

Soms moet je een tussen -s of -(e)n plaatsen:
Bijv. bejaardenflat, eikenboom.

Slide 7 - Tekstslide

Tussen -s in samenstelling:
  • Gebruik tussen -s als je die hoort. Bijv. dorpsplein.

  • als tweede woord met -s (of s-klank) begint > verander tweede woord om te zien of je een -s hoort.
    Bijv. stadshistorie - stadsschouwburg.

Slide 8 - Tekstslide

Tussen -(e)n in samenstelling:
  • eerste woord eindigt in meervoud op -n --> in samenstelling een -(e)n.

Bijv. eik - eiken - eikenboom
blinde - blinden - blindenschool

Slide 9 - Tekstslide

Tussen -(e)n in samenstelling:
UITZONDERINGEN: geen -(e)n als eerste woord...
  • geen zelfstandig naamwoord is (hogeschool, platteland);
  • geen meervoud heeft (benzinegeur);
  • alleen meervoud op -s heeft (aspergesoep, douchekraan);
  • meervoud op -s én -n heeft (groenteboer, geboortecijfer);
  • aangeeft hoe goed/leuk iets is: in zijn geheel een bijvoeglijk naamwoord (beregoed, apetrots, reuzegoed);
  • uniek is: bestaat er maar één (maneschijn, zonnebank).

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Maken
Opdracht 4, 8, 9, 10, 11.

Slide 12 - Tekstslide