20 maart: Oefenles met woordsoorten en WW-spelling v.t. en vd

20 maart: Oefenen alle woordsoorten en ww-spelling
Mavo 1 periode 4
week 26 2e les (20 maart)
(check online voortgang 5.9 WS en 7.14 WW)

1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

20 maart: Oefenen alle woordsoorten en ww-spelling
Mavo 1 periode 4
week 26 2e les (20 maart)
(check online voortgang 5.9 WS en 7.14 WW)

Slide 1 - Tekstslide

Welkom 
plattegrond: 

timer
5:00

Slide 2 - Tekstslide

Planning
Lezen: in je eigen leesboek!
Startopdracht
Oefenen ww-spelling
~pauze~
Oefenen alle woordsoorten
Afsluiting

timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Startopdracht
Zoek samen de 10 verschillen >>>

Slide 4 - Tekstslide

Startopdracht in 2-tallen: Zoek de 10 verschillen 
timer
2:00

Slide 5 - Tekstslide

Doel 




  • Je kunt werkwoorden, lidwoorden, zelfstandige naamwoorden en (stoffelijk) bijvoeglijke naamwoorden en voorzetsels benoemen. 
  • Je kunt werkwoorden in de t.t. v.t. benoemen en het voltooid deelwoord goed spellen.  

Slide 6 - Tekstslide

Huiswerk check✓
5.9 Online oefenen met woordsoorten: 

Slide 7 - Tekstslide

Huiswerk check✓
7.14 Online oefenen met werkwoordspelling: 

Slide 8 - Tekstslide

Aan het werk
Je oefent met zinnen in de tegenwoordige tijd, 
de verleden tijd en met het voltooid deelwoord. 
Oefenblad 3 / online 7.14
timer
10:00

Slide 9 - Tekstslide

timer
5:00

Slide 10 - Tekstslide

Grammatica: Woordsoorten



  1. werkwoord: wat iets of iemand doet of overkomt. (ww met onduidelijke betekenis: hebben, kunnen, zijn, mogen)
  2. lidwoord(lw): blw: de, het |  olw: een 
  3. zelfstandig naamwoord: mens, dier, ding, gevoel. Kan je de, het of een vóór zetten, meervoud en verkleinwoord van maken. Ook namen.  
  4. bijvoeglijk naamwoord: zegt iets van een zn. De rode auto. De hond is groot. De houten deur. 
  5. voorzetsel: de 'kooi-woordjes': in, op, onder, tussen, naast, 

Slide 11 - Tekstslide

Aan het werk
Je oefent met alle woordsoorten. Je kunt alle woordsoorten benoemen: 
ww, olw, blw, zn, bn, st.bn en vz. 
Oefenblad 2 / online 5.9 
timer
10:00

Slide 12 - Tekstslide

Afsluiting
Check de doelen bij jezelf: 
  1. Ik weet wat werkwoorden, lidwoorden, zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden en voorzetsels zijn. 
  2. Ik kan ze herkennen en benoemen. 
  3. Ik kan werkwoorden op de goede manier spellen in de t.t. v.t. en vd. 
timer
5:00

Slide 13 - Tekstslide

Volgende les 25 maart: 
SO woordsoorten en ww-spelling

 Huiswerk: 
Je kunt alle woordsoorten benoemen. Leer al de woordsoorten. 
Je kunt werkwoorden goed spellen. Leer het ww-schema uit je hoofd. 
Tip: maak en controleer je oefenbladen/ oefen online verder. 

Slide 14 - Tekstslide