Lichaamstaal

Lichaamstaal
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

Onderdelen in deze les

Lichaamstaal

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Non-verbale communicatie altijd en door iedereen!

Slide 6 - Tekstslide

Belangrijk om te weten!
- 55% van de communicatie bestaat uit lichaamstaal
- 38% van de communicatie wordt geuit door stemklank
- 7% van de communicatie is door middel van woorden
Ons gevoel uiten we dus voor 93% non-verbaal.

Handig om te weten als je bijvoorbeeld moet solliciteren of een herstelgesprek hebt.

Slide 7 - Tekstslide

Lichaamshouding
Houding kan iets over je gevoelens zeggen maar dit hoeft niet.
Emotie is moeilijk af te leiden uit de houding van iemand.

Slide 8 - Tekstslide

Lichaamstaal en psychologie
- Lichaamstaal heeft effect op hoe je je voelt, bijvoorbeeld:
- Als je rechtop loopt voel je je zelfverzekerder 
- Als je met een kromme rug loopt of afgezakte schouders voel       je je vaak niet zeker
- Als je ziek bent, zit je ook niet lekker in je vel

Slide 9 - Tekstslide

Hoe laat jij met je lichaam zien dat je
 - boos bent
 - verdrietig bent
 - luistert
 - blij bent
 
Hoe gebruik jij je lichaam als je
 - een spreekbeurt houdt
 - deelneemt aan een groepsgesprek
 - in de klas zit

Slide 10 - Tekstslide

Geef jij wel eens een hand?
Wat is jouw manier van handen schudden?
Hoe ervaar jij je eigen handdruk?
Hoe ervaar jij de handdruk van een ander?

Geef een klasgenoot een handdruk en vraag hoe hij/zij jouw handdruk ervaart.
Welke verschillende soorten handdrukken zijn er?

Slide 11 - Tekstslide

Op wat voor manier heeft kleding met lichaamstaal te maken?
Wat voor soort kleding draag jij? Waarom kies je hiervoor en wat zegt dat over jou?
Wat is je favoriete kledingstuk? Leg uit waarom.
Stel je hebt een sollicitatiegesprek. Wat trek je aan en waarom?

Slide 12 - Tekstslide

Hoe sta jij als je met vrienden praat?
Hoe sta jij als je met een docent praat?
Hoe sta jij als je met je vader of moeder praat?
Verschilt het per persoon die tegenover je staat, hoe je staat?
Wat denk jij als er iemand naar je wijst?
Hoe reageer jij als je wordt aangestaard?
Kan je aan iemands lichaamstaal zien of diegene liegt?
Wat is volgens jou een pokerface?
Als je met je armen en benen over elkaar geslagen zit, wat betekent dat dan volgens jou?   

Slide 13 - Tekstslide

Begroetingsrituelen

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Hoe geef je een hand?
- Handpalm naar beneden
- Duwen en trekken
- Alleen vingertoppen pakken
- Groeten met 2 handen
- Slappe handdruk
- Krachtige handdruk

Hoe doe jij het zelf?

Verschillende manieren!
- Dominantie
- Machtsverschil
- Gebrek aan zelfvertrouwen
- Indruk van betrouwbaarheid
- Slap karakter, onprettig
- Sterk karakter, onprettig

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Cultuurverschillen
Midden Oosten geven mannen die elkaar kennen bij elke ontmoeting een hand, waar ze ook zijn.
Vrouwen mogen mannen vaak geen hand geven.

In het Westen geven we elkaar een hand , zowel mannen als vrouwen, bij een bepaalde gelegenheid of een eerste ontmoeting, maar niet elke keer.

Slide 18 - Tekstslide

Hoe kan je kussen?

Slide 19 - Woordweb

Slide 20 - Video

Cultuurverschillen
- In Nederland niet gebruikelijk dat mannen elkaar kussen bij een ontmoeting, in sommige landen wel bijvoorbeeld Frankrijk.
- Mannen kussen wel vrouwen, vrouwen kussen mannen  en vrouwen kussen elkaar bij een ontmoeting.
- Bij een ontmoeting is de kus oppervlakkig op de wang en het aantal kan verschillen per persoon of cultuur

Slide 21 - Tekstslide

Kleding
Kleding bepaalt een belangrijk deel van je uitstraling.
Bij een sollicitatie heb je nette kleding aan, dit toont respect en geeft aan dat je een zorgvuldig persoon bent.
Je kunt je kleding ook gebruiken om je te profileren, dit is vaak een accent. Bijvoorbeeld iemand die altijd een vlinderdasje draagt of het haar op een bepaalde manier.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

LETTERLIJK


- precies zoals het geschreven is

FIGUURLIJK


- bij wijze van spreken


- er wordt iets anders bedoeld dan er eigenlijk staat


- ook wel beeldspraak genoemd

Slide 25 - Tekstslide

Helaas kwam er geen kip naar de gratis tennisles


LETTERLIJK

Er kwamen geen kippen naar de gratis tennisles



Helaas kwam er geen kip naar de gratis tennisles


FIGUURLIJK

Er kwam helemaal niemand naar de gratis tennisles

Slide 26 - Tekstslide

UITDRUKKINGEN

- combinatie van woorden die samen een eigen,

soms figuurlijke, betekenis hebben


- als je niet weet wat een uitdrukking betekent, dan zoek je in het woordenboek naar het eerste belangrijke woord uit de uitdrukking

Slide 27 - Tekstslide

Deze nieuwe plantensoort is overgewaaid uit Amerika.

Wat is de letterlijke betekenis?

Slide 28 - Open vraag

Deze nieuwe plantensoort is overgewaaid uit Amerika.

Bij welk woord zoek je in het woordenboek naar
de figuurlijke betekenis?

Slide 29 - Open vraag

De conciërge trekt aan de bel.

Wat is de letterlijke betekenis?

Slide 30 - Open vraag

De conciërge trekt aan de bel.

Bij welk woord zoek je in het woordenboek naar
de figuurlijke betekenis?

Slide 31 - Open vraag

Mijn gehandicapte broer van achttien kan niet op eigen benen staan.

Wat is de letterlijke betekenis?

Slide 32 - Open vraag

Mijn gehandicapte broer van achttien kan niet op eigen benen staan.

Bij welk woord zoek je in het woordenboek naar
de figuurlijke betekenis?

Slide 33 - Open vraag

Lees de tekst

Dit verhaal zuig ik uit mijn duim.


De twee vriendinnen Yvonne en Lynn kunnen meestal heel goed samen door één deur. Ze steunen elkaar door dik en dun.

Ze hebben ruzie als er een van de twee met het verkeerde been uit bed is gestapt. Dan is niets goed en maken ze van een mug een olifant. Gelukkig gaat dat snel voorbij en is alles weer koek en ei. De vriendinnen zitten niet bij elkaar onder de plak.

Slide 34 - Tekstslide


zuig ik uit mijn duim
A
altijd, onvoorwaardelijk
B
goed met elkaar overweg kunnen
C
verzin
D
maken van niets een groot probleem

Slide 35 - Quizvraag


samen door één deur
A
altijd, onvoorwaardelijk
B
goed met elkaar overweg kunnen
C
is het gedaan, is het zover gekomen
D
maken van niets een groot probleem

Slide 36 - Quizvraag


door dik en dun
A
altijd, onvoorwaardelijk
B
met een slecht humeur de dag beginnen
C
is het gedaan, is het zover gekomen
D
maken van niets een groot probleem

Slide 37 - Quizvraag


met het verkeerde been uit bed gestapt
A
uit je hoofd weten
B
in een slechte bui zijn
C
is het gedaan, is het zover gekomen
D
maken van niets een groot probleem

Slide 38 - Quizvraag


maken van een mug een olifant
A
iemand respecteren hoe hij is
B
doen alsof je van niets weet
C
is het gedaan, is het zover gekomen
D
maken van niets een groot probleem

Slide 39 - Quizvraag


alles weer koek en ei
A
iemand respecteren hoe hij is
B
doen alsof je van niets weet
C
is het goed tussen die twee
D
maken van niets een groot probleem

Slide 40 - Quizvraag


niet bij elkaar onder de plak zitten
A
iemand respecteren hoe hij is
B
niet de macht over elkaar hebben
C
is het goed tussen die twee
D
sterk overdrijven

Slide 41 - Quizvraag

Maak de uitdrukking af:

koek en ei __
A
eten
B
geven
C
zijn
D
hebben

Slide 42 - Quizvraag

Maak de uitdrukking af:

onder de plak __
A
schoonmaken
B
stoppen
C
plakken
D
zitten

Slide 43 - Quizvraag

Maak de uitdrukking af:

Een appeltje voor de dorst ___
A
kennen
B
geven
C
eten
D
hebben

Slide 44 - Quizvraag

Maak de uitdrukking af:

Een oogje in het zeil __
A
houden
B
geven
C
varen
D
meten

Slide 45 - Quizvraag

Maak de uitdrukking af:

Iets op je duimpje __
A
kennen
B
geven
C
zuigen
D
meten

Slide 46 - Quizvraag

Maak de uitdrukking af:

Doen alsof je neus __
A
snuit
B
kriebelt
C
bloedt
D
niest

Slide 47 - Quizvraag

Maak de uitdrukking af:

Uit je duim __
A
komen
B
zuigen
C
kennen
D
meten

Slide 48 - Quizvraag

Maak de uitdrukking af:

Door de mand __
A
kennen
B
stoppen
C
vallen
D
hangen

Slide 49 - Quizvraag

Eindopdracht!
Maak een presentatie over hoe presenteer ik?
Let op lichaamstaal
Intonatie
Woordkeuze

Slide 50 - Tekstslide