Het gouden ei les 4: vertelperspectief, vertelvolgorde, spanning

Nederlands
Fictie: Het Gouden Ei
Les 4
MP4

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Fictie: Het Gouden Ei
Les 4
MP4

Slide 1 - Tekstslide

Vorige lessen ...

... heb je een de autocue gemaakt voor een Opsporing Verzocht-filmpje over de verdwijning van Saskia gemaakt. 

Slide 2 - Tekstslide

Aan het einde van deze les ...

... ken je een aantal literaire begrippen die te maken hebben met het vertelperspectief, spanning, tijdsprongen, flashbacks, terugverwijzingen en vooruitverwijzingen. 

... heb je hoofdstuk 2 van Het Gouden Ei gelezen. Hierbij heb je de begrippen die je tot nu toe hebt geleerd (inclusief die van deze les) verwerkt in de opdrachten.

Slide 3 - Tekstslide

Aan de slag!
Neem nu eerst de theorie door op de volgende slides

De theorie gaat over:

  • vertelperspectief
  • spanning
  • tijdsprongen
  • flashbacks, vooruitverwijzingen en terugverwijzingen

Slide 4 - Tekstslide

Vertelperspectief 
Vertelperspectief
Het standpunt van waaruit een verhaal wordt verteld.

Ik-vertelperspectief
De gebeurtenissen worden verteld door een personage in de ik-vorm.

Personaal vertelperspectief / Hij-/zij-perspectief
De gebeurtenissen worden in de hij- of zij-vorm verteld.

Slide 5 - Tekstslide

Vertelperspectief 
Auctoriaal vertelperspectief 
Dit is een alwetende verteller, die zelf geen rol speelt in het verhaal, maar hij weet alles van alle personages en gebeurtenissen. 

Wisselend perspectief 
Als een schrijver kiest voor het ik-perspectief of het hij- of zij-perspectief, dan kunnen verschillende personages elkaar afwisselen als hoofdpersoon.

Er kan dan ook sprake zijn van meerdere verhaallijnen. 
In elke verhaallijn draait het om andere personages en gebeurtenissen.

Slide 6 - Tekstslide

Spanning 
Spanning =  Alles wat je benieuwd maakt naar het vervolg of de afloop van het verhaal.

Technieken waarmee spanning wordt gecreëerd 
  • Hoofdpersoon bevindt zich in gevaarlijke situatie/omgeving.
  • Verhaal krijgt onverwachte wending.
  • Cliffhanger; Onderbreking van het verhaal op een beslissend moment.

Slide 7 - Tekstslide

Spanning 
Technieken waarmee spanning wordt gecreëerd
  • Open plekken; Er worden vragen bij je opgeroepen. Je moet verder lezen   om te ontdekken hoe de open plekken worden ingevuld.
  • Vermoedens; De schrijver wekt vermoedens bij de lezer. Je moet verder   lezen om erachter te   komen of je vermoedens juist zijn. 
  • Uitstel; De ontknoping laat op zich wachten. 
  • Informatievoorsprong; De lezer weet iets wat de hoofdpersoon nog niet weet.

Slide 8 - Tekstslide

Vertelvolgorde  
Chronologische vertelvolgorde met terugverwijzing
Verwijzingen naar iets wat eerder in het verhaal gebeurde.
Terugverwijzing = kort: enkele woorden of zinnen. Meestal gebeurt dit in de gedachten van een personage.

Chronologische vertelvolgorde met vooruitwijzing
Een mededeling over iets wat later zal gebeuren of een gedachte van angst of hoop over de toekomst. Vooruitverwijzingen verhogen de spanning.

De vertelvolgorde wordt met terug- en vooruitverwijzingen niet onderbroken. Een flashback doet dit wel (bij een flashback is er sprake van een uitgebreide beschrijving).

Slide 9 - Tekstslide

Aan de slag: Lezen Hfst 2
Lees nu: Hoofdstuk 2

Leesaanwijzingen: 
Let tijdens het lezen op:
  • De setting: de ruimtes/plaatsen en de tijd
  • De personages
  • Verhaalbegin
  • Verklaringen voor de titel
  • Vertelperspectief
  • Spanning
  • De vertelvolgorde

Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag!
Je hebt hoofdstuk 1 en 2 gelezen.

Maak nu de opdrachten op de volgende slides.
Gebruik hierbij steeds de theorie in deze les en in vorige lessen.



Slide 11 - Tekstslide

1. Ben je in hoofdstuk 2 nog meer te weten gekomen over de manier waarop de titel past bij het verhaal.
Leg uit!

Slide 12 - Open vraag

2. Waar (ruimte) speelt het verhaal zich in hoofdstuk 2 af?

Geef per ruimte aan waarom deze wel/niet belangrijk is voor het verhaal.

Slide 13 - Open vraag

3. Wat kun je nog meer vertellen over de hoofdpersoon/hoofdpersonen nu je hoofdstuk 2 hebt gelezen?


Slide 14 - Open vraag

4. Zijn er personen bij gekomen in hoofdstuk 2? Wie en wat kun je over zijn/haar/hun rol vertellen?

Slide 15 - Open vraag

5. Van welk vertelperspectief is er sprake in Het gouden ei? Licht je antwoord toe.

Slide 16 - Open vraag

6. Op welke manieren wordt er spanning opgebouwd in het verhaal?

Slide 17 - Open vraag

7. Wat kun je vertellen over de vertelvolgorde in het verhaal?

Slide 18 - Open vraag

Einde van de les!

Hoofdstuk 1 en 2 zijn uitgeplozen! 
Op naar hoofdstsuk 3 in de volgende les.

Slide 19 - Tekstslide