literaire theorie - verhaalanalyse

Literaire theorie - verhaalanalyse


Dautzenberg H 11
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Literaire theorie - verhaalanalyse


Dautzenberg H 11

Slide 1 - Tekstslide

Wat is volgens jou literatuur?

Slide 2 - Open vraag

Wat is nu volgens jou het belangrijkste verschil tussen lectuur en literatuur?

Slide 3 - Open vraag

Literatuur of lectuur?

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Compositie
Verschil tussen inhoud en vorm > voorbeelden:
  • gebeurtenissen 2x vertellen (door andere ogen)
  • soms uitvoerig, soms beknopt


wat wordt verteld?
hoe wordt het verteld?
fabel
sujet
het vertelde
vertelling
story
plot

Slide 6 - Tekstslide

Handeling
  • handeling, plot, intrige: de gebeurtenissen in een boek/verhaal
  • hoofdhandeling en bijhandelingen (subplots, nevenintriges)
  • onderwerp: allerkortste samenvatting van de handeling (bijv. drugsverslaving)

Slide 7 - Tekstslide

Verhalen door/in elkaar
  • Dubbelroman: twee gelijkwaardige handelingen en dus twee thema's naast elkaar / boek binnen een boek
  • Ingelast verhaal: kort verhaal met een eigen thema binnen een roman
  • Kader- of raamvertelling: een roman die bestaat uit ingelaste verhalen (Sprookjes van duizend-en-één-nacht)

Slide 8 - Tekstslide

Spanning
doet lezer verlangen verder te lezen en afloop te weten. Hoe wordt spanning gecreëerd?
  1. bepaalde gebeurtenissen  > het krijgen van een dreigbrief (van wie) of een moeilijke opdracht (gaat het lukken?)
  2. tijdsvolgorde in het boek (vooruitwijzingen)

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Beginzin 'Honderd jaar eenzaamheid' - G.M. Márquez

Vele jaren later, staande voor het vuurpeloton, moest kolonel Aureliano Buendía denken aan die lang vervlogen middag, toen zijn vader hem meenam om kennis te maken met het ijs. 

spanning: vuurpeloton? kennismaken met ijs?

Slide 11 - Tekstslide

Het slot
  • Gesloten einde: de zaak is opgelost, alles is nu in orde
  • Open einde: verhaal nog niet afgelopen > veroorzaakt nieuwe spanning - je blijft nog enige tijd bij het boek
  • Cirkelvormige structuur: het slot sluit aan bij het begin

Slide 12 - Tekstslide

Ik hou van boeken met een open einde. Dat maakt dat ik er nog langer over na blijf denken
A
eens
B
oneens

Slide 13 - Quizvraag

Motieven
  • Motieven: steeds terugkerende elementen in een verhaal. 
  • Abstracte motieven > literair historische motieven, zoals onmacht, liefde, toeval, eenzaamheid, oorlog. 
  • Leidmotieven > terugkerende concrete zaken > symbolische betekenis: dobbelsteen (toeval) spiegel (zelfbeeld)
  • Klassieke motieven  > uit klassieke verhalen, bijv. oedipusmotief en assepoestermotief.

Slide 14 - Tekstslide

Een telkens terugkerende rode auto is een:
A
abstract motief
B
leidmotief

Slide 15 - Quizvraag

Welk begrip hoort bij de volgende omschrijving:

"Element dat vaker voorkomt in een verhaal. Vestigt de aandacht op iets wat belangrijk is in het verhaal. "
A
Motief
B
Handeling
C
Vooruitwijzing
D
Thema

Slide 16 - Quizvraag

Personages
hoofdpersonages
bijpersonages
meerdere karaktertrekken
weinig karaktertrekken
psychologische ontwikkeling
geen ontwikkeling
betrokken bij veel gebeurtenissen
tegenstander of helper van hoofdpersonage

Slide 17 - Tekstslide

Hoe leer je een personage kennen?


  • Door wat/hoe personage doet, denkt, zegt en reageert
  • Door wat andere personages vertellen of denken over dit personage 

Slide 18 - Tekstslide

Personages
  • Flat character =  verandert niet, oppervlakkig
  • Round character = maakt een ontwikkeling door, leer je beter kennen
  • Type = vaststaand stereotype personage --> heks, schooljuf

Slide 19 - Tekstslide

Personages en romangenres
  • primair doel om personage(s) zo diepgaand mogelijk te beschrijven > psychologische roman
  • beschrijving maatschappelijk bepaalde groep personen > sociale roman
  • geestelijke rijping van personage centraal > ontwikkelingsroman

Slide 20 - Tekstslide

Tijd
Chronologisch
niet-chronologisch
fabel
sujet
flash-forward (vooruitwijzing)
flash-back
vertelde tijd (tijd die verstrijkt in boek)
verteltijd (aantal bladzijdes of uren lezen)
tijdverdichting (versnelling)
tijdvertraging
historische tijd

Slide 21 - Tekstslide

Het begin van een roman
  • ab ovo (vanaf het ei) > normale chronologische volgorde
  • in media res (midden in de zaken) > midden in het verhaal beginnen en daarna pas de voorgeschiedenis vertellen
  • post rem (na de zaak) > het hele verhaal achteraf vertellen

Slide 22 - Tekstslide

Tijd en romangenres
  • historische roman > speelt zich af in het verleden (De zwarte met het witte hart - A. Japin)
  • toekomstroman > speelt zich af in de toekomst (Weerwater - R. Dorrestein)
  • zedenroman > zeden en gewoonten van bepaalde tijd en milieu staan centraal (Alleen maar nette mensen - R. Vuijsje)

Slide 23 - Tekstslide

Het verhaal begint als een sprookje.
A
Ab ovo
B
In medias res
C
Post rem

Slide 24 - Quizvraag

Een flashback onderbreekt de chronologie van een verhaal niet.
A
waar
B
onwaar

Slide 25 - Quizvraag

Plaats en ruimte
  • Plaats: tastbare, fysieke ruimtes waarbinnen de gebeurtenissen zich afspelen. (kamer, stad, weiland, tunnel, berg…)
  • Ruimte: weer- en sfeeraanduidingen (mist, regen, maanloze nacht, zon, dreigend, feestelijk …) > bezielde omgeving

Slide 26 - Tekstslide

Wat is hier GEEN voorbeeld van plaats in een verhaal?
A
Prehistorie
B
School
C
Stad
D
Italië

Slide 27 - Quizvraag

Perspectief
 veel of weinig informatie?
  • veel > boven specifieke personages uitstijgende informatie 
  • weinig > beperkt tot wat een van de personages ziet


Slide 28 - Tekstslide

Soorten perspectief
  • De onzichtbare, alwetende verteller
  •  De auctoriale verteller
  •  Het personale perpectief:
  1. Vertellend en belevend ik 
  2. Betrouwbaar / onbetrouwbaar perspectief
  3. Stream of consciousness

Slide 29 - Tekstslide

De onzichtbare, alwetende verteller

De lezer ‘bijgepraat’ door een anonieme verteller

  • niet zichtbaar in de tekst
  • neemt niet deel aan het verhaal
  • blijkt wel van alles te weten

Slide 30 - Tekstslide

Uit: Tessa de Loo, Isabelle (1989)
‘Men liet haar snel gaan, zo ontmoedigend en onaangenaam was het om met haar te spreken en haar aan te zien. Bezitten de vrouwen van Auvergne doorgaans een aardse, blozende schoonheid, deze getuige was van zo’n zeldzame lelijkheid dat zij met recht het zoveelste wonder der natuur genoemd mocht worden in deze aan natuurwonderen zo rijke streek. (…)
Zij lieten haar dus gaan en slaakten een zucht van verlichting toen de deur met een mannelijke klap achter haar dichtviel.’

Slide 31 - Tekstslide

Auctoriale verteller
  • Ook ‘alwetend’, maar bovendien:
  • Zichtbaar in de tekst
  • Stelt zich vaak in de eerste persoon (ik/wij) aan de lezer voor
  • Spreekt de lezer rechtstreeks aan > samenspannen
  • Bedenker > touwtjes in handen 
  • Benadrukt het fictionele: het is maar verzonnen en ik, verteller, beheers die verzonnen wereld!

Slide 32 - Tekstslide

Uit: ‘Vaders en zonen’ (1862) van Toergenjew.
‘De bediende, aan wie alles, zowel de turkozen oorknop als zijn gepomadeerde haren van verschillende kleur en zijn beleefde gebaren, kortom alles iemand van de nieuwe, vervolmaakte generatie verried, keek toegeeflijk de weg af en gaf ten antwoord: ‘Nee meneer, niets te zien.’
(..)
Zijn meester zuchtte en ging op een bankje zitten. Wij willen de lezer met hem doen kennismaken terwijl hij daar met zijn beentjes onder zich zit en treurig rondkijkt. Hij heet Nikolaj Petrowitsj Kirsanow.’

Slide 33 - Tekstslide

Uit: De Avonden (1947) van Gerard Reve

‘Het was nog donker, toen in de vroege morgen van de tweeëntwintigste december 1946 in onze stad, op de eerste verdieping van het huis Schilderskade 66, de held van deze geschiedenis, Frits van Egters, ontwaakte.’

Slide 34 - Tekstslide

Personaal perspectief
De lezer kijkt niet verder dan de neus van het personage lang is.

Ook in de film kan dat. 
Bekijk het volgende fragment.

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Video

Er zit een kleine verandering in het perspectief. Waar is die verandering?

Slide 37 - Open vraag

Uit: De Donkere Kamer van Damokles (1958) van W.F. Hermans
‘Dorbeck lachte. Zijn witte tanden stonden zo recht en aaneengesloten, dat het leek of zijn gebit uit twee ononderbroken messen van ivoor bestond. Hij had zwart haar en langs zijn onderkaak lag een blauwe schaduw van baardstoppels, zijn wangen gloeiden roodachtig onder zijn jukbeenderen. Hij had een stem als een klok van brons.’

Slide 38 - Tekstslide

De zin: 'Hij dacht eraan dat hij liever in zijn bed zou blijven."
timer
0:15
A
ik-perspectief
B
wisselend perspectief
C
personaal perspectief

Slide 39 - Quizvraag

Onbetrouwbaar perspectief
De lezer twijfelt aan de juistheid van de waarnemingen van een personage. 
  • Heeft de hoofdpersoon het wel bij het rechte eind? 
  • Verbeeldt hij zich soms dingen? 
  • Is hij misschien gek?
Voorbeeld: Het diner van H. Koch > verteller Paul heeft een gedragsstoornis

Slide 40 - Tekstslide

Vertellend en belevend ik
  • Een personage kijkt vanuit een later tijdstip, als ouder en hopelijk wijzer mens terug op gebeurtenissen (belevend ik) uit zijn verleden.
  • Hij kan dus – in tweede instantie – nadenken over het gebeurde en daar commentaar op leveren (vertellend ik).

Slide 41 - Tekstslide

Geef in volgend fragment aan welke delen een vertellend ik-perspectief hebben en welke een belevend ik-perspectief.

Slide 42 - Open vraag

Uit: ‘De neef van Mata Hari’, in: ‘Het Vrome Volk van Maarten ’t Hart (1974)
‘Ik was tot niets in staat in die tijd; elke avond liep of fietste ik over het jaagpad langs de vliet in de richting van het Bommeer. Achteraf heb ik het gevoel dat dat de mooiste avonden in mijn leven zijn geweest; ik had iets om over te treuren en ik was toch niet ongelukkig want ik was verliefd.’
(..) Ik probeerde haar gezicht voor me te halen maar dat lukte me niet. Ik hoorde een vreemd geluid maar ik dacht dat het een vogel was en ik mijmerde verder over dat meisje waarop ik tot op de dag vandaag verliefd ben gebleven. Toen klonk een stem achter mij: ‘Wat doe je daar?’

Slide 43 - Tekstslide

"De wind zorgt voor onrust: het zand, de strandtent, mijn haar. Alles lijkt op zoek te zijn naar een uitweg. Net als ik."

Welk perspectief wordt hier gebruikt?
A
Ik perspectief - belevend
B
Ik-perspectief - vertellend
C
Personaal perspectief
D
Auctoriaal perspectief

Slide 44 - Quizvraag

Stream of consciousness
waarneming van de lezer vallen samen met de grillige, spontane hersenactiviteiten van een roman- of verhaalfiguur. Personaal perspectief 2.0!

Slide 45 - Tekstslide

Uit: 'Kees de jongen'  Theo Thijssen (1923)
‘Kees boog luisterend het hoofd. Hij zag, hoe de dames naar hem keken. “Wat heeft die jongen een gevoel,” dachten ze waarschijnlijk. Het spel hield op. De twee dames klapten zachtjes in hun handen. Een van hen zei iets. Een heer kwam met z’n viool onder z’n arm even bij het raam staan en keek naar Kees. Keek zeer duidelijk naar hem. Kees dacht erover plechtig z’n pet af te nemen, maar dorst nog niet. Toen begon het spel weer. (…) Als dit stuk straks uit was, dan zou misschien die ene vrouw vragen: “ Vin-je ’t zo mooi?”

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Tekstslide

Opbouw van een roman
  • wijze waarop boek is opgebouwd, kijk naar:
  • voorwerk: titel / ondertitel / opdracht / motto / proloog 
  • eigenlijke tekst: hoofdstukken / titels / delen
  • nawerk: epiloog 
  • verhaallijnen of verhaallagen die samenkomen of elkaar kruisen


Slide 48 - Tekstslide