5DF - De doorbraak van de Industriële Revolutie

De doorbraak van de Industriële Revolutie
LESDOELEN
1 de begrippen ‘vicieuze cirkel’, ‘BBP’, ‘economische groei’, ‘Tweede Industriële Revolutie’, ‘massaconsumptie’, ‘verzadiging van de markt’, ‘levensstandaard’, ‘lopende band’, ‘automatisering’, ‘gestandaardiseerde
 massaproductie’ begrijpen en toelichten

2 het verband tussen de bevolkingsgroei en groeiende  landbouwopbrengsten uitleggen  

3 drie technische vernieuwingen uit de Eerste Industriële Revolutie  en drie uit de Tweede Industriële
Revolutie geven.

 4 drie kenmerken van de Tweede  Industriële Revolutie geven

5 de opeenvolgende leidende landen  van de Industriële Revolutie  noemen
1 / 55
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisSecundair onderwijs

In deze les zitten 55 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 150 min

Onderdelen in deze les

De doorbraak van de Industriële Revolutie
LESDOELEN
1 de begrippen ‘vicieuze cirkel’, ‘BBP’, ‘economische groei’, ‘Tweede Industriële Revolutie’, ‘massaconsumptie’, ‘verzadiging van de markt’, ‘levensstandaard’, ‘lopende band’, ‘automatisering’, ‘gestandaardiseerde
 massaproductie’ begrijpen en toelichten

2 het verband tussen de bevolkingsgroei en groeiende  landbouwopbrengsten uitleggen  

3 drie technische vernieuwingen uit de Eerste Industriële Revolutie  en drie uit de Tweede Industriële
Revolutie geven.

 4 drie kenmerken van de Tweede  Industriële Revolutie geven

5 de opeenvolgende leidende landen  van de Industriële Revolutie  noemen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorafje...
De socio-economische kenmerken van de 19de eeuw

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vergelijk de bevolkingsevolutie in de 19e eeuw met de evolutie in het ancien régime.
In de 19e eeuw groeit de bevolking pijlsnel. Tot 1700 schommelde de bevolking in Europa rond de 50 miljoen. In 1700 start de demografische revolutie (enorme bevolkingstoename).
Welke invloed hebben bevolkingsgroei en landbouw op elkaar?
De landbouwopbrengsten moeten toenemen om de groeiende bevolking te voeden.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke invloed heeft dat gehad op de bevolkingsevolutie?
Meer voedsel maakt bevolkingsgroei mogelijk.
Verklaar de overschakeling van de graanteelt naar de aardappelteelt.
De opbrengst per hectare is 6 tot 7 keer groter.
In de loop van de 18e eeuw schakelt men in West-Europa massaal over op de aardappelteelt.
Transformatie agrarische sector leidde tot “an Agricultural Revolution without which the Industrial Revolution could not have occurred” (Palmer et al, p; 435)

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. De lange weg naar de Industriële Revolutie begint in de landbouw

Slide 6 - Tekstslide

250 jaar geleden moesten de meeste mensen weken sparen om een kledingstuk te kunnen kopen. Deze les vertelt hoe dat door de Industriële Revolutie verandert. Voor de Industriële Revolutie groeit de economie traag. De productie daalt zelfs soms jarenlang. Na de Industriële Revolutie blijft de economie groeien ondanks crisissen. We proberen dat mirakel te verklaren.
Als je tussen 1500 en 1549 een zak graan van 50 kg uitzaaide, hoeveel kon je dan gemiddeld oogsten?
zone 1: Engeland Nederlanden
zone 2: Frankrijk, Spanje,Italië
zone 3: Duitsland, Zwitserland, Scandinavië

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Als je tussen 1500 en 1549 een zak graan van 50 kg uitzaaide, hoeveel kon je dan gemiddeld oogsten?
In Engeland en de Nederlanden? (zone 1)
50 x 7,4 = 370 kg
In Frankrijk, Spanje en Italië? (zone 2)
50 x 6,7 = 335 kg
Wat gebeurt met de gemiddelde opbrengst in de Nederlanden tussen 1500 - 1820?
Die stijgt.
zone 1: Engeland Nederlanden
zone 2: Frankrijk, Spanje,Italië
zone 3: Duitsland, Zwitserland, Scandinavië
Beschrijf de evolutie van de opbrengsten en vergelijk de evolutie in de verschillende zones. Waar nemen ze toe? Grootst? Kleinst?
De opbrengsten nemen toe door de tijd heen, behalve in Frankrijk, Italië en Spanje. De opbrengsten zijn het grootst in Engeland en Nederland. Daarna volgen Frankrijk, Spanje en Italië. Het kleinst zijn de opbrengsten in Duitsland, Zwitserland en Scandinavië. Het verschil in opbrengsten tussen Engeland en Nederland en de andere landen is groot.
Vergelijk de opbrengst bij ons begin 19e eeuw en vandaag.
We zien een quasi vervijfvoudiging van de opbrengst.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bestudeer de figuur in je cursus op p.6 en lees de lestekst op p.7. Waarom brengt de landbouw aanvankelijk weinig op?

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Industriële Revolutie?

Slide 10 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

2. De Industriële Revolutie begint in de Engelse textielsector

Slide 11 - Tekstslide

De groeiende bevolking moest niet alleen gevoed, maar ook gekleed worden. Engelse wol was in de 18e eeuw nog steeds populair (maar duur), dus werd ook beroep gedaan op goedkoper katoen, voornamelijk uit India. Het maken van katoen was een erg arbeidsintensief proces dat uit twee grote delen bestond. Eerst moesten de katoenvezels tot draden gesponnen worden. Daarna konden de wevers aan de slag om stof te weven. Vaak gebeurde het dat de spinners, die overigens ook draden sponnen van wol, niet snel genoeg konden werken om de vraag bij te houden. Er zijn acht spinners nodig om één wever te kunnen volgen bij de productie. In 1764 maakt de timmermanwever James Hargreaves zijn Spinning Jenny. Dat toestel spint acht (en later meer) katoendraden tegelijk. Spierkracht drijft het toestel aan. De Spinning Jenny wordt steeds verbeterd
Doel van toestellen?
Al deze werktuigen of machines maken van wol, katoen of vlas draad om te weven.
Werking spinnewiel?
Met het spinnewiel worden de vezels met de hand in elkaar gedraaid en met behulp van het wiel op een bobijn of spil gedraaid.
Werking Spinning Jenny?
De Spinning Jenny en de latere spinmachines draaien zelf de draad in elkaar en op meerdere bobijnen of spillen tegelijkertijd.
Verdere evolutie? Wat zijn de voordelen van de Spinning Jenny ten opzichte van het spinnewiel?
Bij de Spinning Jenny is dat eerst op acht spillen en met spierkracht, later levert de stoommachine de energie. Naast meer spillen is de grootste verandering de energieleverancier (eerst spierkracht).
Spinning Jenny (1764)
Hebben de spinmachines invloed op de prijs en de hoeveelheid goederen in omloop? Verklaar.
De hoeveelheid goederen in omloop neemt toe met dezelfde mankracht. Per persoon / werkuur neemt de hoeveelheid geproduceerde draad enorm toe. De prijs daalt.
Opdracht 3
Spinning Steam Mule (na 1785)

Slide 12 - Tekstslide

Als mensen voldoende voedsel en een onderkomen hebben, verlangen ze in de eerste plaats meer en betere kleding. De groeiende bevolking doet de vraag naar kleding stijgen. In Engeland vervangt men de dure wol door het goedkopere katoen uit de kolonies. Er zijn acht spinners nodig om één wever te kunnen volgen bij de productie. Meer en sneller spinnen is het doel. In 1764 maakt de timmermanwever James Hargreaves zijn Spinning Jenny. Dat toestel spint acht (en later meer) katoendraden tegelijk. Spierkracht drijft het toestel aan. De Spinning Jenny wordt steeds verbeterd. Bij waterlopen bouwt men ‘spinmolens’. In die fabrieken drijft een watermolen de spinmachines aan.
Newcomenpomp (1712)
Stoommachine James Watt - Watt II (1782)
Molen als pomp in mijn
Mijnbouw als motor van innovatie

Slide 13 - Tekstslide

Start 27/1 - 5T
Mijnbouw als motor van innovatie
  • Welke energie wordt gebruikt om het werktuig of de machine te doen draaien?
  • a) mankracht.    b) stoom.     c) stoom
  • Welk soort beweging maakt de Newcomenpomp?
  • op- en neergaande beweging
  • Welk soort beweging maakt de Watt II?
  • draaiende beweging
  • Werking Watt II?
  • 1) De stoom wordt door een systeem van kleppen beurtelings boven en onder de zuiger
    gebracht. 2)Daardoor beweegt de zuiger op en neer. 3)Die beweging wordt dan omgezet in een draaiende beweging.
Opdracht 4
a
b
c

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • IR take-off
  • GB: midden 18e eeuw
  • België, Frankrijk, VS, Duitsland…: 19e eeuw 
  • Rusland, Latijns-Amerika, China…: 20e eeuw

Mijnbouw als motor van innovatie

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vanaf dan: stoommachine = krachtbron bij uitstek
Grote voordeel? -> energie altijd beschikbaar
IR take-off
GB: midden 18e eeuw
België, Frankrijk, VS, Duitsland…: 19e eeuw 
Rusland, Latijns-Amerika, China…: 20e eeuw

Mijnbouw als motor van innovatie

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stoomhoutzagerij

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Dé doorbraak van de Industriële Revolutie: de spoorwegen

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3 Dé doorbraak van de Industriële Revolutie: de spoorwegen
  • 1825 VK: eerste openbare spoorweg => George Stephenson (Locomotion, Rocket) 
  • <-> niet eerste, wel meest betrouwbare
  • Locomotion: TOPsnelheid van 36 km/u
  • 5.5.1835 België volgt (Mechelen - Brussel): 3 treinen: De Pijl, De Stephenson, De Olifant.
  • 1845: 2500 wagons, 143 locomotieven in België!
  • Wederzijdse stimulans: 
  • Spoorweg stimuleert industrie: kolen, ijzer, hout, fabrieken ...
  • Goederen, grondstoffen, werkkrachten vervoeren
  • ==> België = 'tweede land' van de I.R.!



Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Belgische spoorwegennet in 1843
Belgische spoorwegennet in 1870
Opdracht: cursus p.11
  1. Vergelijk de kaart van het Belgische net uit 1843 met de kaart uit 1870.
  2. Welke industrietakken kregen door de aanleg van de spoorwegen een flinke
    stimulans, denk je?
  3. Stel je in de plaats van een werkzoekende in 1860. Ineens ligt er een spoorweg
    op 3 km van je huis. Hoe kun je dankzij de spoorweg je situatie verbeteren?
  4. Stel je in de plaats van een ondernemer in 1860 die een terrein zoekt voor een
    nieuwe vestigingsplaats. Welk voordeel brengt de spoorweg voor jou?

Slide 20 - Tekstslide

  1. Bijna 100 keer meer.
  2. De ijzerindustrie en de steenkoolindustrie.
  3. Ik kan nu werk zoeken in de stad, in de fabrieken bijvoorbeeld. Ik kan pendelen i.p.v. te verhuizen.
  4. Ik zal een terrein zoeken vlak bij de spoorweg. Grondstoffen, afgewerkte producten en personeel raken nu sneller bij mij dan over de kasseien of langs het water.
Opdracht: cursus p.11
  1. Vergelijk de kaart van het Belgische net uit 1843 met de kaart uit 1870. Schat hoeveel extra km spoorweg?
  2. Welke industrietakken kregen door de aanleg van de spoorwegen een flinke
    stimulans, denk je?
  3. Stel je in de plaats van een werkzoekende in 1860. Ineens ligt er een spoorweg
    op 3 km van je huis. Hoe kun je dankzij de spoorweg je situatie verbeteren?
  4. Stel je in de plaats van een ondernemer in 1860 die een terrein zoekt voor een
    nieuwe vestigingsplaats. Welk voordeel brengt de spoorweg voor jou?

  1. Bijna 100 keer meer.
  2. De ijzerindustrie en de steenkoolindustrie.
  3. Ik kan nu werk zoeken in de stad, in de fabrieken bijvoorbeeld. Ik kan pendelen i.p.v. te verhuizen.
  4. Ik zal een terrein zoeken vlak bij de spoorweg. Grondstoffen, afgewerkte producten en personeel raken nu sneller bij mij dan over de kasseien of langs het water.

Slide 21 - Tekstslide

  1. Bijna 100 keer meer.
  2. De ijzerindustrie en de steenkoolindustrie.
  3. Ik kan nu werk zoeken in de stad, in de fabrieken bijvoorbeeld. Ik kan pendelen i.p.v. te verhuizen.
  4. Ik zal een terrein zoeken vlak bij de spoorweg. Grondstoffen, afgewerkte producten en personeel raken nu sneller bij mij dan over de kasseien of langs het water.
Opdracht 5: Uitbreiding spoorwegnet p.62 indienen tegen vanavond
Vergelijk kaart a met kaart b. Probeer te schatten hoeveel meer kilometers spoorweg er lagen in 1870.
Bijna 100 keer meer.
Welke industrietakken kregen door de aanleg van de spoorwegen een flinke stimulans, denk je?
De ijzerindustrie en de steenkoolindustrie.
Hoe kun je anno 1860 dankzij de spoorweg je situatie verbeteren?
Ik kan nu werk zoeken in de stad, in de fabrieken bijvoorbeeld. Ik kan pendelen i.p.v. te verhuizen.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Engeland 1820s
België 1830s

Slide 23 - Tekstslide

primaire sector: levert grondstoffen
secundaire sector: verwerkt
tertiaire sector: verkoopt (dienstensector)

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4. De Industriële Revolutie doet de economie blijvend groeien

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 6: België, Europa en de wereld: economische groei (BBP in miljoenen dollars van 1990)
BBP = de totale toegevoegde waarde van alle in een land geproduceerde goederen en diensten gedurende een bepaalde periode

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht p12-13: België, Europa en de wereld: economische groei (BBP in miljoenen dollars van 1990)
Hoeveel keer groter is het BBP in 1870 dan in 1820? Gebruik afgeronde getallen.
Hoeveel keer groter is het BBP in 1998 dan in 1820? Gebruik afgeronde getallen.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht p12-13: België, Europa en de wereld: economische groei (BBP in miljoenen dollars van 1990)
Hoeveel keer groter is het BBP in 1870 dan in 1820? Gebruik afgeronde getallen.
België: 3
W-Eur: 2
Wereld: 2
Hoeveel keer groter is het BBP in 1998 dan in 1820? Gebruik afgeronde getallen.
België: 44
W-Eur: 43
Wereld: 49

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gevolgen van IR in GB

  • Spectaculaire groei (vooral na 1850)
  • ⇧ Industrie en handel
  • Diepe sociale veranderingen
  • Migratie, massaal industrieel arbeid, verstedelijking
  • Toenemende productie en consumptie
  • Geen sociale bescherming
  • Fabrieksproletariaat 🡪 drukkingsgroep
  • Liberaal gedachtengoed: laissez-faire
  • Politiek: individuele rechten
  • Economie: vrijheid
  • A. Smith, An Inquiry into the Nature and Causes of the Wealth of Nations (1776)
  • Invisible hand
  • Mensenrechten
  • Geloof in maakbaarheid van de maatschappij

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5. De Tweede Industriële Revolutie creëert de consumptiemaatschappij

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. De ‘geciviliseerde’ wereld
  • Europese beschaving <=> ‘ongeciviliseerde’ wereld
  • Opkomst statistieken
  •  Cijfers socio-economische ontwikkeling
  • Drie ‘beschavingszones’
  • 1) West en Noord-Europa + Noordoosten VS 
  • 2) Zuid en Oost-Europa, Ierland + Zuid en Midden-Amerika
  • 3) Rest van de wereld = ‘achterlijk’

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

‘Tweede Industriële
Revolutie’
  • golf technologische vernieuwing: staal, olie, elektriciteit & chemie
  • => verhoging levensstandaard + consumptiemaatschappij
  • arbeidersklasse eist rechten op
  • massaconsumptie => keiharde concurrentie => verlagen kosten 
  • => arbeiders = dupe => verzetten zich
  • => alternatieve manier om te besparen?
  • ==> automatisering + gestandaardiseerde massaproductie (fordisme)
  • Ontstaan wereldeconomie => fusies => gigantische bedrijven

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht p.16/17 (per 2)
  1. Lees lestekst;
  2. Onderstreep in de tekst de onmiddellijke oorzaak van de Europese
    landbouwcrisis na 1873.
  3. Onderstreep met een dubbele lijn de oorzaken van de moeilijkheden in
    de industrie.

Verzadiging van de markt betekent: er is te weinig te koop / er is genoeg
te koop.
Als de markt van bijvoorbeeld auto’s verzadigd is, gaan de prijzen van
auto’s stijgen / dalen.
Er zullen dus meer / minder auto’s geproduceerd worden.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht p.16 - 17 model
Onmiddellijke oorzaak van de Europese landbouwcrisis na 1873
De Europese landbouwcrisis na 1873 werd onmiddellijk veroorzaakt door de invoer van goedkoop, machinaal geproduceerd Amerikaans graan, dat de Europese boeren uit de markt prijsde.
Oorzaken van de moeilijkheden in de industrie
Toegenomen concurrentie: Vooral vanuit later geïndustrialiseerde landen, wat leidde tot een grotere druk op de bestaande industrieën in Europa.
Verzadiging van de markt: De markt kon de groeiende productie niet bijbenen, wat leidde tot een daling in vraag en uiteindelijk een economische vertraging.
Verzadiging van de markt betekent: er is genoeg te koop.
Als de markt verzadigd is, zullen de prijzen van bijvoorbeeld auto’s dalen.
In een verzadigde markt zullen er minder auto’s geproduceerd worden

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht p.14/15 (per 2)
  1. Lees lestekst;
  2. Onderstreep in de tekst de onmiddellijke oorzaak van de Europese
    landbouwcrisis na 1873.
  3. Onderstreep met een dubbele lijn de oorzaken van de moeilijkheden in
    de industrie.

Verzadiging van de markt betekent:  er is genoeg
te koop
.
Als de markt van bijvoorbeeld auto’s verzadigd is, gaan de prijzen van
auto’s dalen.
Er zullen dus minder auto’s geproduceerd worden.

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. De ‘geciviliseerde’ wereld
  • Europese beschaving <=> ‘ongeciviliseerde’ wereld
  • Opkomst statistieken
  •  Cijfers socio-economische ontwikkeling
  • Drie ‘beschavingszones’
  • 1) West en Noord-Europa + Noordoosten VS 
  • 2) Zuid en Oost-Europa, Ierland + Zuid en Midden-Amerika
  • 3) Rest van de wereld = ‘achterlijk’

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 39 - Tekstslide

lignite = bruinkool
Omdat bruinkool een lage energiedichtheid heeft en meer vocht bevat dan steenkolen is de  koolstofdioxide-uitstoot fors hoger.
Ook hoog zwavelgehalte => zure regen
2. Demografische trends
  • Bevolkingsstijging in Europa 
  • Oorzaken: 
  • betere voeding, verbeterde hygiëne
    en massale pokkeninenting
  •  1650-1900: verviervoudiging (!)
  • Migratie naar de steden
  •  Ontwikkeling industrie, cultuur en dienstensector
  •   Politieke vrijheid
  • Migratie uit Europa (vertraging economische groei)
  •  Midden 19e-20e eeuw: ca. 60m emigranten
Edward Jenner
(1749-1823)
Foto: Alan Warner, 1901. Twee jongens met pokken.

Slide 40 - Tekstslide

Two boys with smallpox, photographed by Dr. Allan Warner of the Isolation Hospital at Leicester in the UK From: Atlas of Clinical Medicine, Surgery, and Pathology, 1901, with caption: Shows two boys, both aged 13 years. The one on the right was vaccinated in infancy, the other was not vaccinated. They were both infected from the same source on the same day. Note that while the one on the left is in the fully pustular stage, the one on the right has had only two spots, which have aborted and have already scabbed.
2. Demografische trends
  • Bevolkingsstijging in Europa
  •  1650-1900: verviervoudiging (!)
  • Migratie naar de steden
  •  Ontwikkeling industrie, cultuur en dienstensector
  •   Politieke vrijheid
  • Migratie uit Europa
  •  Midden 19e-20e eeuw: ca. 60m emigranten

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht: lees de lestekst p. 17-19
  • De namen van deze uitvinders en vernieuwers leven verder in
    hedendaagse begrippen, uitvindingen en machines. Geef enkele
    voorbeelden?
  • Verklaar de stelling "De tweede fase van de industriële revolutie had
    niet enkel een impact op het industriële proces, maar ook op het
    straatbeeld en het leven van de mensen."

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Modelantwoord
 Verklaar de stelling "De tweede fase van de industriële revolutie had niet enkel een impact op het industriële proces, maar ook op het straatbeeld en het leven van de mensen."
In deze periode veranderde zowel de werk- als leefomgeving van mensen.
Straatbeeld: De opkomst van nieuwe technologieën zoals de verbrandingsmotor leidde tot een grotere aanwezigheid van voertuigen op straat, zoals auto's en trams. De uitbreiding van elektriciteitsnetwerken resulteerde in de introductie van straatverlichting, die steden veiliger en levendiger maakte na zonsondergang. Ook werden nieuwe industriële gebouwen en fabrieken gebouwd, wat het stadsbeeld drastisch veranderde.
Leven van mensen: De tweede industriële revolutie bracht massaproductie en standaardisatie, waardoor consumenten toegang kregen tot goedkopere en meer diverse producten. Elektriciteit veranderde het huishouden, met elektrische apparaten die het dagelijks leven vergemakkelijkten. Verder verbeterden de werk- en levensomstandigheden voor sommige mensen door hogere lonen en kortere werktijden, hoewel andere delen van de bevolking bleven kampen met slechte arbeidsomstandigheden en lage lonen.

Samengevat zorgde de tweede industriële revolutie voor technologische vooruitgang die zichtbaar werd in de infrastructuur en alledaagse activiteiten van mensen, wat hun levensstijl en het straatbeeld voorgoed veranderde.

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Arbeidsorganisatie
  1. Beschrijf wat je op de foto’s in figuur 9 - 11 ziet.
  2. Hoe optimaliseerde Ford de arbeidsorganisatie?
  3. Welke voordelen had dit systeem van arbeidsorganisatie?
  4. Waren hier ook nadelen aan verbonden? Zo ja, welke?

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Modelantwoorden
Hoe optimaliseerde Ford?
Henry Ford optimaliseerde de arbeidsorganisatie door de principes van Frederick Taylor's scientific management toe te passen. Dit hield in dat arbeiders zich specialiseerden in een enkel deelaspect van het productieproces in plaats van het gehele proces uit te voeren. Ford standaardiseerde en mechaniseerde de productie zo veel mogelijk, wat leidde tot de introductie van de assemblagelijn. Hierdoor konden producten systematisch en met een hoge mate van efficiëntie worden geproduceerd.
Welke voordelen had dit systeem?
Verhoogde efficiëntie
Lagere productiekosten: Door schaalvoordelen en efficiëntere processen.
Minder afhankelijkheid van geschoolde arbeid: Door het productieproces te standaardiseren, werd technische kennis minder belangrijk, waardoor het werk met minder geschoolde arbeiders uitgevoerd kon worden.
Nadelen: 
Wanneer consumptie daalt = overproductie => loonkost wordt te zwaar
Saai + afstompend werk => verzet
Geen inspraak in bedrijf

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Arbeidsorganisatie
  1. Beschrijf wat je op de foto’s in figuur 9 - 11 ziet.
  2. Hoe optimaliseerde Ford de arbeidsorganisatie?
  3. Welke voordelen had dit systeem van arbeidsorganisatie?
  4. Waren hier ook nadelen aan verbonden? Zo ja, welke?

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht p. 20
Welk land heeft het grootste aandeel in de wereldproductie?
In 1880? In 1913? 
Welk land heeft na de Verenigde Staten het grootste aandeel in de
wereldproductie in 1913, 1928 en 1938? 
Conclusie? Wie neemt vanaf 1900 de leiding van de wereldeconomie over van
het Verenigd Koninkrijk? 
Wie is in 1913 de grootste concurrent?

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht p. 20
  • Welk land heeft het grootste aandeel in de wereldproductie?
  • In 1880? Groot-Brittannië 
  • In 1913? De Verenigde Staten
  • Welk land heeft na de Verenigde Staten het grootste aandeel in de
    wereldproductie in 1913, 1928 en 1938?
  • Duitsland.
  • Conclusie? Wie neemt vanaf 1900 de leiding van de wereldeconomie over van
    het Verenigd Koninkrijk? 
  • De Verenigde Staten.
  • Wie is in 1913 de grootste concurrent?
  • Duitsland.

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Synthese
 Vul de tabel aan. 
Kies uit:
olie / Groot-Brittannië / staal / VS / steenkool / textiel / ijzer / chemie / stoommachine / Duitsland / België / elektriciteit / consumptiemaatschappij / spoorwegen

Slide 51 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 52 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 53 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 54 - Tekstslide

De tweede industriële revolutie, die plaatsvond tussen de jaren 1870 en 1914, was een periode van snelle technologische, economische en sociale veranderingen die leidden tot een grote groei van de productiecapaciteit en een toename van de efficiëntie en productiviteit. Deze revolutie wordt vaak geassocieerd met de introductie van nieuwe energiebronnen, zoals steenkool en elektriciteit, en de ontwikkeling van nieuwe productietechnologieën, zoals de stoommachine en de interne verbrandingsmotor.

Een van de belangrijkste veranderingen tijdens de tweede industriële revolutie was de introductie van elektriciteit, die de productie van goederen en de distributie van energie revolutioneerde. Elektriciteit maakte het mogelijk om machines te automatiseren en te laten werken zonder dat er een directe menselijke tussenkomst nodig was, wat leidde tot een toename van de productiviteit en een afname van de arbeidskosten.

Andere belangrijke technologische ontwikkelingen tijdens deze periode waren de stoommachine, de interne verbrandingsmotor en de telegraaf. De stoommachine werd gebruikt voor de aandrijving van machines en schepen, terwijl de interne verbrandingsmotor werd gebruikt voor transport en landbouwmachines. De telegraaf maakte het mogelijk om snel informatie over grote afstanden te verzenden en verbeterde daarmee de communicatie tussen steden en landen.

De tweede industriële revolutie had ook een grote invloed op de maatschappij. Er ontstond een grotere vraag naar arbeiders, waardoor er een groei was van de stedelijke bevolking en van de werkgelegenheid. Dit leidde tot een vermindering van de armoede en een toename van de welvaart.

In het algemeen, de tweede industriële revolutie was een periode van snelle technologische en economische groei die de wereld voorgoed veranderde. Deze revolutie leidde tot een grotere productiecapaciteit, een toename van de efficiëntie en productiviteit, en een verandering in de manier waarop we energie gebruiken en produceren. De nieuwe technologieën en sociale veranderingen die voortkwamen uit de tweede industriële revolutie hebben ons leven vandaag nog steeds beïnvloed en blijven dat doen.
Welke 3 dingen uit dit hoofdstuk zijn volgens jou belangrijk om te onthouden?

Slide 55 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies