Quiz 1kgt Kapitel 1-2

Vertaal: Ik heb een broer.
A
Ich habe einen Bruder
B
Ich hat einen Brüder
C
Wir habe einen Bruder
D
Wir haben einen Brüder
1 / 12
volgende
Slide 1: Quizvraag
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Vertaal: Ik heb een broer.
A
Ich habe einen Bruder
B
Ich hat einen Brüder
C
Wir habe einen Bruder
D
Wir haben einen Brüder

Slide 1 - Quizvraag

Welke vorm van "sein" hoort bij "ihr"

Slide 2 - Open vraag

Wat is de vertaling van het onderstreepte woord.

"Das Antwort ist richtig
A
zonder
B
samen
C
grappig
D
juist

Slide 3 - Quizvraag

Geef een passend antwoord op de onderstaande vraag in het Duits.

"Wie heißt du?"

Slide 4 - Open vraag

vijftig
mooi
de grootouders
doen
uit
erg houden van
broers en zussen
duizend
de neef
tausend
aus
Die Geschwister
lieben
der Cousin
fünfzig
Die Großeltern
schön
machen

Slide 5 - Sleepvraag

Welke vorm van "haben" past in de onderstaande zin?

"Er ___ morgen Deutsch"
A
habe
B
habt
C
hat
D
haben

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de Nederlandse vertaling van "leider".


Slide 7 - Open vraag

Welke vorm van "sein" past in de onderstaande zin?

"Ihr ___ die Brüder von Amelia"
A
seid
B
sind
C
bin
D
ist

Slide 8 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van "sein" in (alleen het werkwoord noteren).

Ich ___ mit meinem Onkel in Berlin.

Slide 9 - Open vraag

Vertaal de onderstaande zin naar het Nederlands

"Er hat 2 Tanten"

Slide 10 - Open vraag

In welke zin is het "haben" verkeerd vervoegd?
A
Ich habe einen Hund.
B
Wir haben uns gesehen.
C
Er habe auch einen Bruder.
D
Du hast viel Bücher.

Slide 11 - Quizvraag


Stel jezelf in het Duits voor.
Ik heet ...
Ik ben ... oud.
Ik woon in ...

Slide 12 - Open vraag