rekenen aan reacties.

Vorige les...

Leerde je wat de molecuulmassa is. 
Leerde je hoe je de molecuulmassa kunt berekenen
Leerde je wat massaverhouding is.
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Vorige les...

Leerde je wat de molecuulmassa is. 
Leerde je hoe je de molecuulmassa kunt berekenen
Leerde je wat massaverhouding is.

Slide 1 - Tekstslide

Wat is de molecuulmassa van water
A
16 u
B
17 u
C
18 u
D
19 u

Slide 2 - Quizvraag

In welke massaverhouding regeren waterstof en zuurstof met elkaar?
2 H2 + O2 --> 2 H2O
A
2 : 16
B
2 : 32
C
4 : 32
D
4 : 36

Slide 3 - Quizvraag

Deze les ....

1. Leer je in welke verhouding stoffen met elkaar reageren
2. Leer je berekenen hoeveel van elke stof er nodig is.
3. Leer je wat overmaat is.
4. Leer je welke stof in overmaat aanwezig is. 

Slide 4 - Tekstslide

Rekenen aan reactie
Stel ik ga 6 g magnesium verbranden. Hoeveel zuurstof heb ik daarvoor nodig?

Om dat te berekenen moet je weten in welke verhouding de stoffen met elkaar reageren.

Slide 5 - Tekstslide

Hoe kun je weten in welke verhouding stoffen met elkaar reageren?

Slide 6 - Open vraag

Wat is de reactievergelijking van de verbranding van magnesium? Er ontstaat magnesiumoxide (MgO)

Slide 7 - Open vraag

Verbranding van magnesium
We weten nu dat magnesium reageert met zuurstof tot magnesiumoxide.

De juiste reactievergelijking is:
2 Mg + O2 ---> 2 MgO

Slide 8 - Tekstslide

Massaverhouding
Je kunt de massaverhouding bepalen door de molecuulmassa's van de stoffen die met elkaar reageren te berekenen.

Bepaal dus de molecuulmassa van 2 Mg
en 
Bepaal de molecuulmassa van O2

Slide 9 - Tekstslide

In welke massaverhouding reageren de stoffen magnesium en zuurstof met elkaar

2 Mg + O2 ---> 2 MgO
A
24 : 16
B
48 : 16
C
24 : 32
D
48 : 32

Slide 10 - Quizvraag

Verhoudingstabel
Als je de molecuulmassa's hebt berekend, weet je daardoor de massaverhouding waarin de stoffen met elkaar reageren.

Deze massaverhouding zet je in een verhoudingstabel, waardoor je kunt berekenen hoeveel je van een stof nodig hebt.

Slide 11 - Tekstslide

Verhoudingstabel
     Massaverhouding.                                 




2 Mg
O2

Slide 12 - Tekstslide

Verhoudingstabel
     Massaverhouding.                                 




2 Mg
  48
O2
   32

Slide 13 - Tekstslide

Verhoudingstabel
     Massaverhouding.                                 Welke beginstof weet je al?






2 Mg
48 u
O2
32 u

Slide 14 - Tekstslide

Verhoudingstabel
     Massaverhouding.                                 Welke beginstof weet je al?






2 Mg
48 u
   6 g
O2
32 u

Slide 15 - Tekstslide

Verhoudingstabel
     Massaverhouding.                                 Welke beginstof weet je al?





                                                                                  Deze wil je berekenen!
2 Mg
48 u
6 g
O2
32 u
?

Slide 16 - Tekstslide

Verhoudingstabel
     Massaverhouding.                                 Welke beginstof weet je al?





                                                                                  Deze wil je berekenen!
2 Mg
48 u
    1
6 g
O2
32 u
    X
?

Slide 17 - Tekstslide

Verhoudingstabel
Hoe bereken je nu de 
hoeveelheid zuurstof die
nodig is bij deze reactie?

(32 / 48)  x  6
 Je hebt dus 4 gram zuurstof nodig bij deze reactie.
2 Mg
48 u
    1
6 g
O2
32 u
    X
?

Slide 18 - Tekstslide

Overmaat
Overmaat betekent dat een de stoffen niet in de juiste verhouding aanwezig zijn. De stof die teveel aanwezig is blijft over en kan niet helemaal op reageren. 

Je zegt dan dat die stof in overmaat aanwezig is. 

Slide 19 - Tekstslide

Overmaat
Stel ...

Ik heb 10 gram magnesium en  6 gram zuurstof. Welke stof is dan in overmaat aanwezig

Slide 20 - Tekstslide

4 g O2 met 8 g Mg?
We zetten de informatie weer in een verhoudingstabel

Ik ga rekenen met 6 g O2,
maar je kunt ook met de 10 g
Mg gaan rekenen.

(48 / 32) x 6 = 9 gram Mg nodig. 
2 Mg
48 u
    X
?
O2
32 u
    1
 6 g

Slide 21 - Tekstslide

Overmaat
ik heb 10 gram magnesium.
Ik heb maar 9 gram magnesium nodig. 
Er blijft dus 1 gram over.

Je zegt dan... Magnesium is in overmaat aanwezig. De overmaat is 1 g.

Slide 22 - Tekstslide

Bij de verbranding van calcium ontstaat calciumoxide. Om 5,0 gram calcium te verbranden is 2,0 gram zuurstof nodig. Hoeveel calciumoxide ontstaat bij de verbranding van 5,0 gram calcium?

Slide 23 - Open vraag

Bij de reactie tussen waterstof en chloor ontstaat waterstofchloride. 1,0 gram waterstof reageert met 36 gram chloor. Hoeveel waterstofchloride ontstaat er als 2,3 gram waterstof reageert met voldoende chloor?

Slide 24 - Open vraag

Bij de verbranding van barium ontstaat bariumoxide. Uit 34 gram barium ontstaat 38 gram bariumoxide. Hoeveel zuurstof is nodig voor de verbranding van 34 gram barium?

Slide 25 - Open vraag

Bekijk de reactievergelijking van de verbranding van aluminium. Bereken hoeveel zuurstof nodig is voor de verbranding van 50,0 gram aluminium.
4 Al + 3 O2 → 2 Al2O3

Slide 26 - Open vraag