Les 5, periode 3

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
TrainingskundeMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

TRAININGSKUNDE
Sportanatomie - les 5


Leerjaar 1, Periode 3
2022 - 2023

Slide 2 - Tekstslide

HET MENU VAN DE DAG
  • Herhaling les 4
  • Lesdoelen
  • Lesinhoud
  • Zelfstandig werken + afronding

Slide 3 - Tekstslide

Dwarsgestreept spierweefsel kenmerkt zich door de volgende eigenschap
A
Vrijwillig aansturen
B
Onvrijwillig aansturen
C
Doordat het altijd aan huid vast zit.

Slide 4 - Quizvraag

Hartspierweefsel kunnen we ook wel onder de categorie 'dwarsgestreept spierweefsel' plaatsen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Beschrijf de werking van glad spierweefsel. Gebruik hierbij in ieder geval het begrip 'golvende beweging'.

Slide 6 - Woordweb

Een meniscus is een kraakbeenschijf met als functie de gewrichtsvlakken beter op elkaar te laten passen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Om hoeveel assen beweegt een rolgewricht
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 8 - Quizvraag

Welke spier is dit?
A
Schouderspier
B
Bovenste armbuiger
C
Nekspier
D
Bovenste borstspier

Slide 9 - Quizvraag

Welke spier is dit?
A
Diepe zitspier
B
Kleermakersspier
C
Heup-lendenspier
D
Gespleten heupspier

Slide 10 - Quizvraag

Beschrijf zo uitgebreid mogelijk de isometrische fase van de spieren?

Slide 11 - Open vraag

Spierpijn ontstaat alleen tijdens de volgende type contractie
A
Isokinetisch
B
Concentrisch
C
Excentrisch
D
Isometrisch

Slide 12 - Quizvraag

5 MIN. ONTSPANNEN MAAR!!!!
timer
5:00

Slide 13 - Tekstslide

WAT GAAN WE LEREN?
Aan het einde van de les ben je bekend met:
  • De belangrijkste botten (in het Nederlands); 
  • De belangrijkste spieren (in het Nederlands).

Slide 14 - Tekstslide

BOTTEN EN SPIEREN!
Spieren zitten vast aan botten. Deze plekken noemen we aanhechtingspunten. Elke spier kent minimaal twee aanhechtingspunten. Deze aanhechtingspunten noemen we origo en insertie.

Origo = Aanhechtingspunt dat niet beweegt tijdens een contractie.
Insertie = Aanhechtingspunt dat wel beweegt tijdens een contractie.

Oftewel: omdat er aan de insertie getrokken wordt, beweegt een deel van het lichaam!

Bijvoorbeeld: De origo van de Biceps Brachii (spierbal) is je schouderblad. De insertie is aan de onderarm. Doordat je kracht levert trek je aan de pees die vastzit aan de onderarm. Deze zal dus bewegen! Er vindt geen beweging plaats in je schouderblad.

Slide 15 - Tekstslide

BOTTEN EN SPIEREN!
Voordat we aan de slag kunnen zijn een aantal zaken belangrijk:
  1. Om een spier te kunnen voelen moeten de spier verkort zijn oftewel: aangespannen.
  2. Om erachter te komen hoe een spier verkort, is het belangrijk te weten op welke plekken de spier aan de botten gehecht is.
  3. Ga na welke beweging er zou plaatsvinden als de spier verkort.
  4. Durf te voelen waar de spierbuik zit om te checken of het klopt.

Slide 16 - Tekstslide

SPIEREN... LEREN MAAR!
Het doel is om de botten te leren en te kennen. Je werkt vandaag in 2- of 3-tallen.

Dat gaan we op de volgende manier doen:
  • Jullie krijgen uitgeprinte versie van een skelet;
  • Teken de spieren met een potlood op het skelet
(houd er rekening mee dat sommige spieren meerdere koppen kennen);
  • Gebruik een bepaalde bron om te bepalen waar de spieren vastzitten op het lichaam
  • Zet bij iedere spier met een streep '-' de juiste naam van de spier! (Doe dit ook in het Latijn!)

Kom je er niet uit? Raadpleeg dan een bron! 
Je kunt bijvoorbeeld het internet of een boek gebruiken om te zien waar spieren aan vast zitten

Slide 17 - Tekstslide

SPIEREN... LEREN MAAR!
DE VOLGENDE SPIEREN MOETEN IN IEDER GEVAL AAN BOD KOMEN:
1. M. Quadriceps Femoris.
2. M. Biceps brachii
3. M. Triceps brachii
4. Hamstrings
5. M. Trapezius.
6. M. Rectus abdominis. 
7. M. Gluteus Maximus 
8. M. Pectoralis major 
9. M. Gastrocnemius 
10. M. Deltoideus.

Slide 18 - Tekstslide

.. EN VERDER ..
Opdracht 2: 
We weten nu wat de aanhechtingsplaatsen zijn van 10 spieren. Nu ga je met je groepje bepalen welke beweging het lichaam maakt als de betreffende spier verkort.
Beschrijf de beweging en als je het interessant vind kan je de Latijnse benaming vinden in de atlas.

Opdracht 3: 
We weten nu welke bewegingen elke spier kan maken. Probeer nu fitnessoefeningen te linken aan de beweging. Dit mogen oefeningen zijn op apparaten of met losse gewichten of oefeningen op basis van eigen lichaamsgewicht.
Voer de beweging uit en ga na of het klopt.

Slide 19 - Tekstslide

WORK, WORK, WORK.
± rest van de tijd:
  • Maak de reader compleet

DAARNA, ONTSPANNEN MAAR!

Slide 20 - Tekstslide

.. EN VOLGENDE WEEK DAN?
  • Herhaling les 5
  • Hoofdstuk 1: botten
  • De belangrijkste botten (quiz)

Slide 21 - Tekstslide