Herhaling H4 t/m H7

Herhaling H4 t/m H7
Lesbrief Levensloop
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Herhaling H4 t/m H7
Lesbrief Levensloop

Slide 1 - Tekstslide

Twee beweringen:
1. In de verzorgingsstaat speelt de overheid geen rol bij de intergenerationele solidariteit.
2. Bij volksverzekeringen is er relatief meer sprake van solidariteit dan bij werknemersverzekeringen.
A
Beide zijn goed
B
1 is goed en 2 is fout
C
1 is fout en 2 is goed
D
Beide zijn fout

Slide 2 - Quizvraag

Stel dat een pensioenfonds over een jaar een bedrag van € 1.000 moet uitkeren. Het verwachte rendement is 5%. Welk vermogen moet het fonds daarvoor op dit moment hebben?
A
€ 1.005,20
B
€ 950,72
C
€ 952,38
D
€ 995,46

Slide 3 - Quizvraag

Twee beweringen:
1. De relatieve toename van het aantal mensen in de leeftijd 0-20 noemen we een stijging van de grijze druk.
2. Door stijging van de grijze druk komt de AOW onder druk te staan.
A
Beide zijn goed
B
1 is goed en 2 is fout
C
1 is fout en 2 is goed
D
Beide zijn fout

Slide 4 - Quizvraag

Goed of fout?

Door een verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd wordt de kolom 60-70 minder positief of zelfs negatief.
A
Goed
B
Fout

Slide 5 - Quizvraag

Welk stelsel hoort bij: de uitkeringen van 2022 worden betaald met behulp van de ingelegde premies door werkenden in 2022.

Slide 6 - Open vraag

De inflatie in een land is 1,75%. De gemiddelde loonsverhoging in de cao's is 3,25%. De regering van het land heeft het plan om de ambtenarenpensioenen die nu nog waardevast zijn om te zetten in welvaartsvaste uitkeringen. Het gevolg daarvan is dat ...
A
de pensioenuitkeringen dalen en de pensioenpremies dalen.
B
de pensioenuitkeringen dalen en de pensioenpremies stijgen.
C
de pensioenuitkeringen stijgen en de pensioenpremies dalen
D
de pensioenuitkeringen stijgen en de pensioenpremies stijgen

Slide 7 - Quizvraag

Goed of fout?

Uit de figuur blijkt dat de overheid meer uitgeeft dan zij ontvangt.
A
Goed
B
Fout

Slide 8 - Quizvraag

Twee beweringen:
1. De zorgtoeslag is een voorbeeld van een voorziening op grond van het profijtbeginsel.
2. De huurtoeslag is een voorbeeld van een voorziening op grond van het draagkrachtbeginsel.
A
Beide zijn goed
B
1 is goed en 2 is fout
C
1 is fout en 2 is goed
D
Beide zijn fout

Slide 9 - Quizvraag

De CPI stijgt van 103 naar 105.
Het nominaal inkomen van Karin stijgt van € 22.000 naar € 26.400. Met hoeveel procent stijgt het reële inkomen van Karin?
A
20,3%
B
17,7%
C
18,6%
D
14,2%

Slide 10 - Quizvraag

Twee beweringen:
1. Als je bereid bent je consumptie uit te stellen heb je een hoge tijdsvoorkeur.
2. Mensen met een lage tijdsvoorkeur zullen bereid zijn tegen een hogere rente te lenen.
A
Beide zijn goed
B
1 is goed en 2 is fout
C
1 is fout en 2 is goed
D
Beide zijn fout

Slide 11 - Quizvraag

Twee beweringen:
1. Belasting die je betaalt over je inkomen is een stroomgrootheid.
2. De belastingschuld van Bart is een voorraadgrootheid. 167
A
Beide zijn goed
B
1 is goed en 2 is fout
C
1 is fout en 2 is goed
D
Beide zijn fout

Slide 12 - Quizvraag

Als Johan minder uren voor een taak nodig heeft dan Frans spreken we van een .... voordeel.

Slide 13 - Open vraag

Twee beweringen:
1. De verzorgingsstaat zorgt via sociale premies voor sociale uitkeringen en sociale voorzieningen.
2. Bij de verzorgingsstaat zorgt wetgeving voor afgedwongen solidariteit.
A
Beide zijn goed
B
1 is fout en 2 is goed
C
1 is goed en 2 is fout
D
Beide zijn fout

Slide 14 - Quizvraag

Op welke wijze zal een meer aanvaardbare vermogensverdeling leiden tot inkomensnivellering?
A
Vermogen is een onderdeel van het inkomen, hierdoor zal de inkomensverdeling ook gelijker worden.
B
Het inkomen is een onderdeel van het vermogen, hierdoor zal de inkomensverdeling ook gelijker worden.
C
Uit vermogen ontstaat ook inkomen, hierdoor zal de inkomensverdeling ook gelijker worden.
D
Uit inkomen ontstaat ook vermogen, hierdoor zal de inkomensverdeling ook gelijker worden.

Slide 15 - Quizvraag

Twee beweringen:
1. Bij bedrijfspensioenen is er sprake van ruilen over de tijd.
2. De AOW wordt gefinancierd via het kapitaaldekkingsstelsel.
A
Beide zijn goed
B
1 is goed en 2 is fout
C
1 is fout en 2 is goed
D
Beide zijn fout

Slide 16 - Quizvraag