Week 50 Meewerkend voorwerp

Vandaag:

  1. Dilemma op maandag
  2. Huiswerk behandelen
  3. Meewerkend voorwerp
  4. Zelf aan de slag!
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Vandaag:

  1. Dilemma op maandag
  2. Huiswerk behandelen
  3. Meewerkend voorwerp
  4. Zelf aan de slag!

Slide 1 - Tekstslide




LESDOEL:
Je weet wat een aanwijzend en vragend voornaamwoord is en hoe je deze in een zin vindt.


LESDOEL:
  • Je weet wat een meewerkend voorwerp is en hoe je deze in een zin vindt.
  • Je kunt beargumenteren waarom je voor iets kiest.

Slide 2 - Tekstslide

Dilemma op maandag: Welke zou jij kiezen? 
Welke keuze zou jij maken?
Denk ook na over 'waarom' je dit kiest. 

Slide 3 - Tekstslide

Dilemma op maandag: Welke zou jij kiezen? 
Welke keuze zou jij maken?
Denk ook na over 'waarom' je dit kiest. 

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht 1 (blz 120)
  • 1 zulke = aanw.vnw; die = aanw.vnw
  • 2 welke = vr.vnw; dat = aanw.vnw
  • 3 wie = vr.vnw
  • 4 deze = aanw.vnw
  • 5 dit = aanw.vnw; hetzelfde = aanw.vnw
  • 6 wat = vr.vnw; dergelijke = aanw.vnw

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 2 (blz 121)
  • 1 Ik hou niet van zulke (aanw.vnw) grapjes, omdat die (aanw.vnw) discriminerend zijn.
  • 2 Karin heeft deze (aanw.vnw) moeilijke tekst vast niet zelf (aanw.vnw) geschreven.
  • 3 Weet jij wie (vr.vnw) dit (aanw.vnw) prachtige schilderij gemaakt heeft?
  • 4 Els wil niet zeggen welke (vr.vnw) jongen ze het leukst vindt; dat (aanw.vnw) vind ik flauw.
  • 5 Hé, Job heeft net zo’n (aanw.vnw) trui als jij. Ja hoor, het is precies dezelfde (aanw.vnw).
  • 6 Ik vraag me af wat (vr.vnw) jij van Ferry’s opmerkingen vindt. Zouden dergelijke (aanw.vnw) bedreigingen niet bestraft moeten worden?

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 4 (blz 121)
  • 1 Wat (vr. vnw) is een marathon?
  • 2 Dat is een (olw) hardloopwedstrijd over 42,195 kilometer. 
  • 3 De eerste marathon werd (hww) in 490 v.Chr. gelopen door een Griekse (bn) soldaat.
  • 4 Deze soldaat moest van Marathon naar Athene (zn) rennen om de overwinning van de Atheners op de Perzen te melden.
  • 5 Toen hij zijn tocht volbracht (zww) had, sprak hij tot de mannen aan wie (x) hij de boodschap moest brengen, deze (aanw.vnw) woorden: ‘Verheug u, wij hebben gewonnen.’ 
  • 6 Daarna viel de boodschapper dood neer: hij had een (olw) zonnesteek opgelopen (zww)
  • 7 Het is jammer (bn) dat aan de waarheid (zn) van zo’n (aanw.vnw) mooi verhaal wordt getwijfeld.
  • 8 In 1896 werden in Griekenland de (blw) eerste Olympische Spelen gehouden. 
  • 9 Daar stond (zww) de marathon op het (blw) programma. 
  • 10 In 2014 verbeterde Dennis Kimetto in Berlijn het (blw) wereldrecord. 
  • 11 In welke (vr.vnw) tijd? 
  • 12 Hij deed over de afstand 2.02.57: gemiddeld liep hij 20,59 kilometer per uur (zn)
  • 13 Dat (aanw.vnw) haal jij niet eens als je naar school fietst.

Slide 7 - Tekstslide

Lijdend voorwerp

Slide 8 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Nu zelf aan de slag!
Leer: theorie op bladzijde 148. Vragen? Vraag!
Maak: opdracht 1 tot en met 3.




ZN
BLW
OLW
BN
ZWW
HWW
LV
Aanw. vnw
Vr. vnw
  • Zelfstandig naamwoord
  • Bepaald lidwoord
  • Onbepaald lidwoord
  • Bijvoeglijk naamwoord
  • Zelfstandig werkwoord
  • Hulp werkwoord
  • Lijdend voorwerp
  • Aanwijzend voornaamwoord
  • Vragend voornaamwoord
MV
  • Meewerkend voorwerp

Slide 11 - Tekstslide

Huiswerk week 50
Leer:
Persoonsvorm
Zinsdelen
Zelfstandige naamwoorden
Lidwoorden
Onderwerp
Bijvoeglijk naamwoord
Werkwoordelijk gezegde
Zelfstandig werkwoord
Hulpwerkwoord
Lijdend voorwerp
Aanwijzend voornaamwoord
Vragend voornaamwoord
Bladzijde
28
29
58
60
88
90
118
120
Volgende keer:
SO

Slide 12 - Tekstslide