KWC V3 Taalverzorging 1 Wie bepaalt hoe het hoort?

WELKOM V3A
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

WELKOM V3A

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  1. 10 minuten lezen
  2. Leerwerkcheck schrijfvaardigheid 1
  3. Taalverzorging 1 Wie bepaalt hoe het hoort?
  4. Afsluiting en vooruitblik

Slide 2 - Tekstslide

10 minuten lezen

Slide 3 - Tekstslide

Wat is geen drijfveer waarop de makers van advertenties inspelen?
A
hebzucht
B
bezit
C
angst
D
status

Slide 4 - Quizvraag

Wat betekent framing?
A
Samenstellingen van woorden maken die niet positief zijn.
B
Heel bewust woorden kiezen die een bepaald beeld en gevoel oproepen bij een onderwerp
C
De werkelijkheid beïnvloeden aan de hand van beelden.

Slide 5 - Quizvraag

Welk woord is een voorbeeld van framing?
A
Coronavirus
B
avondklok
C
straatagent
D
straatterrorist

Slide 6 - Quizvraag

Is hier sprake van framing?
"Zij weet het weer niet!"
A
ja
B
nee

Slide 7 - Quizvraag

Nakijken huiswerkopdrachten
opdracht 1 p. 88

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht 3a p. 88
Wat is een plofkip en waarom is hier sprake van framing? 
3c. p. 88 Aan welke eigenschappen van framing voldoet deze afbeelding? (Tip: kijk nog even op pagina 87 in je boek).

Slide 9 - Woordweb

 
3c. p. 88 Aan welke eigenschappen van framing voldoet deze afbeelding? (Tip: kijk nog even op pagina 87 in je boek).

Slide 10 - Woordweb

Opdracht 5a p. 89
Wat is de betekenis van:
dagobertducktaks
sjoemelsoftware
treitervlogger?
Wat was de aanleiding destijds?

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 5b p. 89
Zou er bij deze woorden sprake zijn van framing? Leg je antwoord uit en gebruik daarbij de 4 kenmerken van een goed frame.

Slide 12 - Woordweb

Opdracht 6 p. 89
Antwoord 6a:
Iedereen dacht juist aan een roze olifant!
Antwoord 6b: 
Het was niet handig om een ontkenning te gebruiken, want nu dacht juist iedereen dat hij wel een bedrieger was.

Slide 13 - Tekstslide

Taalverzorging 1
Wie bepaalt hoe het hoort?

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Doel: Je leert waarom er regels voor spelling zijn afgesproken.

Slide 16 - Tekstslide

Waarom denk je dat er regels voor spelling zijn afgesproken?

Slide 17 - Woordweb

We lezen samen de tekst op pagina 34-35 van je boek

  • Correct spellen: hoe doe je dat?
  • Etymologie en analogie
  • Een lang proces naar één officiële spelling
  • Welke ‘autoriteiten’ kun je gebruiken?
  • Maak opdrachten 1 t/m 7 (Na 15 minuten bespreken we deze opdrachten!)

Slide 18 - Tekstslide

Opdracht 1
Welke informatie geeft een woordenlijst NIET?
A
grammaticale categorieën
B
de spelling van woorden
C
lidwoorden
D
verbuigingen

Slide 19 - Quizvraag

Opdracht 3 p. 36
In welk naslagwerk kun je het beste zoeken als je wilt weten wanneer je een tussen-n schrijft en wanneer niet?
A
woordenboeken
B
handboeken spelling en stijl
C
woordenlijsten
D
die naslagwerken bestaan niet

Slide 20 - Quizvraag

Opdracht 4 p. 36
Waarom is goed toepassen van spellingsregels zo belangrijk?
A
Omdat het dom is om spellingsfouten te maken.
B
Omdat dat nou eenmaal hoort.
C
Omdat niet alle apps (zoals Word) een spellingscontrole hebben.
D
Omdat het nodig is om in de maatschappij goed te kunnen functioneren.

Slide 21 - Quizvraag

Opdracht 5 p. 36
De spelling van het woord 'allebei' is via een zoekmachine te vinden. Geldt dat ook voor het woord 'gebeurt/gebeurd'? Leg je antwoord uit.

Slide 22 - Woordweb

Opdracht 6a
Speelt bij de spelling van het volgende woord etymologie of analogie een rol?
w in erwt
A
etymologie
B
analogie

Slide 23 - Quizvraag

Opdracht 6b
Speelt bij de spelling van het volgende woord etymologie of analogie een rol?
h in thema
A
etymologie
B
analogie

Slide 24 - Quizvraag

Opdracht 6c
Speelt bij de spelling van het volgende woord etymologie of analogie een rol?
d in avond
A
etymologie
B
analogie

Slide 25 - Quizvraag

Opdracht 6d
Speelt bij de spelling van het volgende woord etymologie of analogie een rol?
b in ambtenaar
A
etymologie
B
analogie

Slide 26 - Quizvraag

Opdracht 6e
Speelt bij de spelling van het volgende woord etymologie of analogie een rol?
b in rib
A
etymologie
B
analogie

Slide 27 - Quizvraag

Opdracht 6f
Speelt bij de spelling van het volgende woord etymologie of analogie een rol?
c in carpe diem
A
etymologie
B
analogie

Slide 28 - Quizvraag

Opdracht 7a
Welk naslagwerk moet je gebruiken als je wilt weten wat deze woorden betekenen?
A
woordenboeken
B
handboeken spelling en stijl
C
woordenlijsten
D
er bestaat geen naslagwerk voor de betekenis van woorden

Slide 29 - Quizvraag

Opdracht 7b
In het Nederlands bestaan woorden die precies hetzelfde worden uitgesproken, maar anders worden geschreven en een andere betekenis hebben, bijvoorbeeld: ijken-eiken, rijzen-reizen, stijl-steil. Bedenk nog zo een woordpaar.

Slide 30 - Woordweb

Opdracht 7c
Speelt bij de spelling van dit soort woordparen etymologie of analogie een rol?
A
etymologie
B
analogie

Slide 31 - Quizvraag

Afsluiting en vooruitblik
Volgende les: dinsdag 3 oktober
  • Huiswerk: maken opdr. 1 t/m 7 en 9 t/m 12  (p. 36 en 37) + leren p. 34-35
  • Meenemen: spullen en leesboek
  • Programma: nakijken taalverzorging 1 en starten met taalverzorging 2

Slide 32 - Tekstslide