Basisstof 1: Gaswisseling

Thema 5
Basisstof 1: Gaswisseling
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Thema 5
Basisstof 1: Gaswisseling

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Begin thema 5: Gaswisseling en uitscheiding
  • Uitleg basisstof 1: Gaswisseling
  • Aan het werk
  • Toets bespreken: woe/do
  • Bonustoets: vrij

Slide 2 - Tekstslide

Toets bespreken
  • Je tafel is leeg, op een grijs potlood na;
  • Je krijgt je eigen gemaakte werk terug;
  • Je krijgt een exemplaar van de toets;
  • Ik lees de vraag en het antwoord voor, en leg uit waarom het antwoord zo is;
  • Heb je een vraag? Geef met POTLOOD aan waarover;
  • Na het bespreken behandel ik de vragen;
  • Geen vraag? Thema 5 lezen.

Slide 3 - Tekstslide

Voorkennis
Wat weten jullie nog/al over het ademhalingsstelsel en het uitscheidingsstelsel?

Slide 4 - Tekstslide

Walvissen kunnen lang onder water blijven. Wanneer de walvis weer bovenkomt ademt hij uit door het spuitgat boven op de kop.
Bevat de lucht uit het spuitgat meer of minder CO2 dan ingeademde lucht?
A
Meer
B
Minder

Slide 5 - Quizvraag

Waardoor ontstaat dit verschil tussen in- en uitgeademde lucht?

Slide 6 - Open vraag


A
Geen van beiden heeft gelijk
B
Alleen Nadia heeft gelijk
C
Alleen Carry heeft gelijk
D
Zowel Nadia als Carry heeft gelijk

Slide 7 - Quizvraag

Waaruit bestaat je interne milieu?

Slide 8 - Open vraag

Leerdoelen
Aan het eind van deze les kan ik...
  • Van delen van het ademhalingsstelsel de functies en kenmerken noemen;
  • Uitleggen hoe het interne milieu min of meer constant wordt gehouden door de longen;
  • De werking van organen voor gaswisseling bij planten beschrijven.

Slide 9 - Tekstslide

Gaswisseling
  • Gaswisseling is het opnemen van gassen uit de lucht en gassen afgeven aan de lucht.
  • Gaswisseling vindt plaats in de longblaasjes.
  • Door middel van je neus en je mond kan je ademhalen, de lucht komt dan via dezelfde weg in je longblaasjes terecht.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Wat is beter? Ademhalen door je neus, of ademhalen door je mond? Leg uit.

Slide 12 - Open vraag

De neusholte
  •  De neusholte is bedekt met neusslijmvlies en neusharen.
  • Het neusslijmvlies houdt ziekteverwekkers en kleine stofdeeltjes tegen.
  • De neusharen houden grote stofdeeltjes tegen.
  • Bovenin de neusholte zit het reukorgaan, deze beoordeelt de binnenkomende lucht.

Slide 13 - Tekstslide

Keelholte en luchtpijp
  • In de keelholte zitten het strotklepje en de huig.
  • Het strotklepje sluit de luchtpijp af bij het slikken, de huig de neusholte.
  • De luchtpijp vertakt zich in twee bronchiën die zich vertakken in bronchiolen. 
  • De luchtpijp en bronchiën worden opengehouden door kraakbeenringen. 

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Bronchiolen
  • De binnenkant van de luchtpijp, bronchiën en bronchiolen is bedekt met slijmvlies en trilharen, net als de neus.
  • De wanden van de bronchiolen hebben spierweefsel in de wand.
  • De spieren kunnen ontspannen of samentrekken: dit heeft invloed op de hoeveelheid lucht die wordt in- en uitgeademd.

Slide 17 - Tekstslide

Longblaasjes
  • De wand van de longblaasjes is één cellaag dik
  • Hierdoor gaat de diffusie van O2 en CO2 snel (de gassen verplaatsen zich van een hoge naar een lage concentratie van dat gas)
  • Via de longhaarvaten krijgen de longblaasjes CO2 aangevoerd en wordt O2 afgevoerd.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Maak een schematische tekening waarin de diffusie van O2 en CO2 in de longblaasjes duidelijk wordt.

Slide 20 - Open vraag

Partiële druk
  • De partiële druk geeft aan hoeveel druk een gas bijdraagt aan een mengsel van gassen.
  • In de lucht die je normaal inademt is de partiële druk van zuurstof 21%.
  • De partiële druk geef je aan met p.
  • pO2 is dus de partiële druk van zuurstof.

Slide 21 - Tekstslide

Zuurstoftransport
  • Zuurstof wordt vervoerd door de rode bloedcellen met behulp van hemoglobine
  • Zuurstof bindt aan de ijzeratomen in hemoglobine.
  • De binding en afgifte van zuurstof verloopt middels een evenwichtsreactie.

Slide 22 - Tekstslide

Zuurstoftransport
  • Zuurstof wordt vervoerd door de rode bloedcellen met behulp van hemoglobine
  • Zuurstof bindt aan de ijzeratomen in hemoglobine.
  • De binding en afgifte van zuurstof verloopt middels een evenwichtsreactie.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Verzadigingskromme (curve)

Slide 26 - Tekstslide

In een omgeving met een lage pO2, welke kant loopt de evenwichtsreactie dan op?

Slide 27 - Open vraag

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

CO2-transport
  • Het grootste deel (70%) van de CO2 in je lichaam wordt vervoerd als HCO3- (waterstofcarbonaat-ion)
  • De rest wordt gebonden aan hemoglobine

Slide 30 - Tekstslide

Bindt CO2 op dezelfde plek aan Hb als O2? En hoe zit dat met CO?

Slide 31 - Open vraag

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Aan het werk!
Wat: Bestudeer zelf de ademhaling bij planten en maak basisstof 1 van thema 5; (blz. 65 en opdracht 5, 6, 7 niet).
Hoe: Voor jezelf of met je buur;
Tijd: Tot het eind van de les;
Hulp: Overleg met je buur/raadpleeg je binas/kijk in je boek/steek je vinger op
Klaar: Nakijken en verbeteren

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide