Internet

Het internet!
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
Computational thinkingBasisschoolGroep 5

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Het internet!

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet jij al van het internet?
wat kun je ermee
en wat doe jij met het internet?

Slide 2 - Woordweb

server
client
provider

Slide 3 - Tekstslide

Hoe is het internet ontstaan?
Daar gaan we zo een leuk filmpje over kijken en let op! ondertussen volgt er een quiz.

Slide 4 - Tekstslide

4

Slide 5 - Video

Wat is het internet?
Daar gaan we zo een leuk filmpje over kijken en let op! Daarna volgt een quiz.

Slide 6 - Tekstslide

00:34
Waardoor is internet ontstaan?
A
Omdat russische soldaten graag met elkaar wilden communiceren.
B
Amerika wat bang dat hun computer werd uitgeschakeld en daarom maakten ze een heel netwerk
C
Om gezellig met elkaar te kunnen chatten.
D
Amerika wilde graag dat kinderen op basisscholen dingen over de koude oorlog konden opzoeken.

Slide 7 - Quizvraag

00:48
In welk jaar is internet ontstaan?
A
1972
B
1968
C
1969
D
1971

Slide 8 - Quizvraag

00:59
Over het ontstaan
Het was handig, omdat er dus altijd gecommuniceerd kon blijven ook al was er één server uitgevallen.


Slide 9 - Tekstslide

01:18
Wie is de bedenker van het WWW? En wanneer was dat bedacht?
A
Tim Berners-Lee, begin jaren 90
B
Tim Berners lee, begin jaren 80
C
Justin Smith, begin jaren 80
D
Justin Smith, begin jaren 90

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Video

Hoe worden de computers genoemd die door draadjes van over de hele wereld worden aangesloten?
A
Clients
B
Servers
C
het internet
D
Het IP-adres

Slide 12 - Quizvraag

Servers
Servers zijn computers die overal ter wereld staan.
Op elke server staat een beetje informatie, op de ene staat bijvoorbeeld alles met facebook en op de andere alles met google.
Deze servers verbonden met allemaal draadjes en dit vormt het internet.

Slide 13 - Tekstslide

Is jouw eigen computer thuis ook een server?
A
ja
B
nee

Slide 14 - Quizvraag

Hoe worden de computers die je thuis hebt dan wel genoemd?
A
Het internet
B
IP-adressen
C
clients
D
servers

Slide 15 - Quizvraag

Clients
Het is één client!
Een client staat niet constant aan, maar deze maken verbinding met het netwerk via je internetprovider. 

Slide 16 - Tekstslide

Stel ik wil een appje via whatsapp naar juf Rosalie sturen, hoe gaat dit dan? Wat gebeurt er dan als eerste?
A
Het appje gaat via mijn internetprovider het internet op
B
Het appje gaat direct naar de whatsapp server
C
Het gaat automatisch en er gebeurt niks
D
Het appje gaat direct via de internetprovider van juf Rosalie naar haar.

Slide 17 - Quizvraag

Stel ik wil een appje via whatsapp naar juf Rosalie sturen, hoe gaat dit dan? Wat gebeurt er dan als tweede?
A
Het komt naar juf Rosalie via haar provider
B
Het gaat van de internetprovider via het internet naar de juiste server
C
Het komt direct aan
D
Het gaat via de internetprovider naar een client

Slide 18 - Quizvraag

Stel ik wil een appje via whatsapp naar juf Rosalie sturen, hoe gaat dit dan? Wat gebeurt er dan als derde?
A
Het gaat via de server terug het internet op naar een andere server
B
Het gaat via de server terug het internet op naar een client
C
Het gaat via de server terug het internet op naar de internetprovider van juf Rosalie
D
Het gaat via de server terug het internet op naar een ip-adres

Slide 19 - Quizvraag

Stel ik wil een appje via whatsapp naar juf Rosalie sturen, hoe gaat dit dan? Wat gebeurt er dan als laatste?
A
Hij krijgt het appje via de internetprovider naar juf Rosalie.
B
Het gaat terug het internet op en dan naar Meester.

Slide 20 - Quizvraag

Heb je nog vragen over het internet?

Slide 21 - Open vraag