- être = zijn --> voltooid deelwoord
été = geweest
- avoir = hebben --> voltooid deelwoord eu = gehad
- prendre = nemen --> voltooid deelwoord pris = genomen
- faire = doen, maken --> voltooid deelwoord fait = gedaan, gemaakt
- pouvoir = kunnen, mogen --> voltooid deelwoord pu = gekund, gemogen
- vouloir = willen --> voltooid deelwoord voulu = gewild
Zie apprendre 5 par. 2.2 blz. 74