3HV Grammaire chapitre 1 GL

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 3

Grammaire 1

Chapitre 1

Grandes Lignes A3

Paragraphe D

L'adjectif / bijvoeglijk naamwoord

(p. 30)

Bijvoeglijk naamwoord?

Het bijvoeglijk naamwoord (1)

Mannelijk EV:        un livre intéressant

Vrouwelijk EV:            une idée intéressante

Mannelijk MV:           des livres intéressants

Vrouwelijk MV:            des idées intéressantes

Kijk dus naar vier dingen: mannelijk, vrouwelijk, enkelvoud en meervoud!

Wat is de juiste vorm van het BN?
Une fille .....

1. français
2. française
3. françaises

Wat is de juiste vorm van het BN?
Il y a deux garçons ....

1. allemand
2. allemands
3. allemande
4. allemandes

Wat is de juiste vorm van het BN?
Ma maison est ......

1. bleu
2. bleue
3. bleus
4. bleues

Wat is de juiste vorm van het BN?
Mes cheveux sont ....

1. blond
2. blonds
3. blonde
4. blondes

Het bijvoeglijk naamwoord (2)

Attention!

Le garçon est jeune.

La fille est jeune. (geen extra -e)

Le garçon est français.

Les garçons sont français. (geen extra -s)

Het bijvoeglijk naamwoord (3)

Denk ook aan de onregelmatige vrouwelijke vormen:

bon/bonne (= goed, lekker)

beau/belle (= mooi)

nouveau/nouvelle (= nieuwe)

vieux/vieille (= oud)

Wat is de juiste vorm van het BN?
Sa voiture est ........

1. nouveau
2. nouvelle
3. nouveaux
4. nouvelles

Wat is de juiste vorm van het BN?
C'est une .......... cathédrale.

1. vieux
2. vieille
3. vieilles

Wat is de juiste vorm van het BN?
J'aime les ..... salades.

1. bon
2. bons
3. bonne
4. bonnes

Het bijvoeglijk naamwoord (4)

Denk ook aan de onregelmatige vrouwelijke vormen:

italien > italienne

dangereux > dangereuse

sportif > sportive

Attention! Dit geldt voor alle BN met die uitgangen.

Wat is de juiste vorm van het BN?
Liam est un élève ....

1. actif
2. active
3. actifs
4. actives

Wat is de juiste vorm van het BN?
Lisa est ...

1. brésilien
2. brésilienne
3. brésiliens
4. brésiliennes

Wat is de juiste vorm van het BN?
Nadia et Mina sont ....

1. nerveux
2. nerveuse
3. nerveuses

Wat is de juiste vorm van het BN?
Mes petites soeurs sont...

1. naïf
2. naïve
3. naïfs
4. naïves

Vul het juiste BN in.
Cette église est très (ancien)

Vul het juiste BN in.
Ton chien est (agressif)

Vul het juiste BN in.
Les actrices sont vraiment (beau).

Vul het juiste BN in.
La prof de maths est (mystérieux).

Het bijvoeglijk naamwoord (5)

Nu gaan we het hebben over de plaats van het BN.

Standaard achter het ZN. Behalve bij:

beau, bon, joli, vieux, jeune, petit, 

long, premier, dernier, autre, grand, gros,

mauvais, meilleur, nouveau

Welke zin is correct?

1. C'est une française voiture.
2. C'est une voiture française.

Welke zin is correct?

1. C'est un sac gris.
2. C'est un gris sac.

Welke zin is correct?

1. C'est une meilleure idée.
2. C'est une idée meilleure.

Welke zin is correct?

1. Louise est une jolie fille.
2. Louise est une fille jolie.

Paragraphe H

Le verbe / werkwoord op -re

(p. 44)

Regelmatige ww op -re (1)

Je kent al regelmatige ww op -er. Dit is een nieuwe groep ww.

Bijvoorbeeld:

vendre (= verkopen)

rendre (= teruggeven)

répondre (= antwoorden)

attendre (= wachten)

entendre (=horen)

Combine les verbes!

attendre

entendre

perdre

rendre

répondre

vendre

antwoorden

horen

teruggeven

verliezen

verkopen

wachten

Regelmatige ww op -re (2)

VENDRE (= verkopen)   - Présent = tegenwoordige tijd                         Je vends

Tu vends

Il/elle/on vend

Nous vendons

Vous vendez

Ils/elles vendent

Attention! Twee regels:

1) STAM = hele ww - RE

2) STAM+ UITGANG

Kies de goede vorm van het ww.
Tu (vendre, présent) ta maison.

1. vends
2. vend
3. vendons
4. vendez

Kies de goede vorm van het ww.
Paul (attendre, présent) ses parents.

1. attends
2. attend
3. attendons
4. attendent

Kies de goede vorm van het ww.
Vous (répondre, présent) au mail.

1. réponds
2. réponds
3. répondons
4. répondez

Kies de goede vorm van het ww.
Les enfants (perdre, présent) le match.

1. perds
2. perd
3. perdez
4. perdent

Regelmatige ww op -re (3)

VENDRE (= verkopen)   - Passé composé = verleden tijd

J'ai vendu                             Ik heb verkocht

Elle a répondu                    Zij heeft geantwoord

Nous avons attendu        Wij hebben gewacht

Wat gebeurt er hierboven? Wat is de regel volgens jou?

Zet in de juiste vorm.
Tu (répondre, passé composé)

Zet in de juiste vorm.
Max (rendre, passé composé) le livre.

Zet in de juiste vorm.
Vous (perdre, passé composé).

Aller plus loin

Meer oefenen? Maak in het boek:

- Paragraphe D:  ex 15 + 16 (p. 30)

- Paragraphe H: ex 29 + 30 (p. 44)

BONNE CHANCE!