Zenuwstelsel Assisterenden gezondheidszorg Rijn IJssel

• Anatomie & fysiologie
• MBO
• Studiejaar 1

Zenuwstelsel

Notities:

Let op deze kan de student ook zien...

• Opname gestart?
• Presentie gedaan of doen we die achteraf?
• Te gebruiken als checklist of geheugensteuntje.

Aan het einde van de les weet en ken je het volgende:

• Je weet de functies van het zenuwstelsel
• Je weet het verschil tussen het willekeurige=somatische en het onwillekeurige=autonome zenuwstelsel
• Je weet waaruit het centrale zenuwstelsel bestaat.
• Je weet waaruit het perifere zenuwstelsel bestaat.
  
• Je kunt schematisch de werking van een zenuwcel tekenen.
  
• Je weet het verschil tussen een gevoels-(sensorische) en een bewegingszenuw(motorische zenuw) en kan aangeven waarom dit gemengd is in het ruggenmerg
  

Oriëntatie op de lesdoelen:

Neem de slides en de daarop vermelde links goed door.

Bij het zenuwstelsel zijn er veel woorden die hetzelfde betekenen b.v. zenuwcel=neuron. Dat zie je ook in het schema.

Het zenuwstelsel kun je op 3 manieren indelen.

Maak voor jezelf het schema via de link in dit document af. Let op kopieer het voor jezelf!

 Zo onthoud  en begrijp je het beter!

Leren

Het zenuwstelsel

is eigenlijk het (computer) systeem van ons lichaam. De hersenen zijn het centrum waar alles samenkomt. Alle seintjes gaan de hele dag heen en weer van ons lichaam naar de hersenen en terug. Een deel gaat vanzelf  (pijn en reflexen, werking van organen) een deel sturen we (beweging).

Functies van het zenuwstelsel

1. Waarneming en bewustwording van prikkels via de zintuigen, de zenuwen en de hersenen.

2. Actie de wil om iets te doen omzetten in handelen.

3. Bewustzijn nadenken en voelen over wat je hebt waargenomen.

4. Geheugen en leren je hersenen maken steeds nieuwe verbindingen tussen cellen als je iets leert.

5. Cognitie/Kenniscentrum Je hersenen zijn je database. Zo weet je nog hoe je je aan moet kleden, eten en heel veel andere zaken.

Het zenuwstelsel/bouw

Het zenuwstelsel bestaat uit een centraal en perifeer (buiten) deel.

Perifere zenuwstelsel

www.hersenletsel-uitleg.nl

Je hebt nu je schema ingevuld!

Maak de kwisvragen en controleer je schema

Welk onderdeel van je czs regelt de hartslag?

1. grote hersenen
2. kleine hersenen
3. hersenstam
4. ruggenmerg

het centrale zenuwstelsel bestaat uit ?

1. Grote hersenen, kleine hersenen, ruggenmerg en de perifere zenuwen
2. Grote hersenen, hersenstam en het ruggenmerg
3. Het ruggenmerg, grote hersenen en de hypofyse
4. Grote hersenen, kleine hersenen, hersenstam en het ruggenmerg

Welk onderdeel van je czs hebben de grootte van een perzik?

1. grote hersenen
2. kleine hersenen
3. hersenstam
4. ruggenmerg

Het centrale zenuwstelsel vormt samen met........ een geheel

1. motorische zenuwstelsel
2. perifere zenuwstelsel
3. hersenstam
4. grote hersenen

Welk onderdeel van je CZS wordt goed beschermd door banden en spieren?

1. grote hersenen
2. kleine hersenen
3. hersenstam
4. ruggenmerg

Welk onderdeel van je czs ligt aan de onderkant van je grote hersenen?

1. ruggenmerg
2. kleine hersenen
3. hersenstam

Je hebt 3 soorten neuronen. Een daarvan zijn de schakelneuronen.
Wat zijn de andere 2? De eerste letters zijn S en M.

De verdeling willekeurig / onwillekeurig zegt iets over.....

1. functie
2. anatomie

Wat is juist?

1. willekeurig: bepaal je zelf onwillekeurig: bepaal je niet
2. willekeurig: bepaal je niet onwillekeurig: bepaal je zelf
3. Autonoom is hetzelfde als somatisch
4. Somatisch betekent dat het vanzelf gebeurd

Verwerken/monitoren

Je hebt alle slides en filmpjes goed doorgenomen. Ook is je schema af! Vraag de docent om het ingevulde schema. Controleer jezelf!

Om te monitoren of je de doelstellingen hebt behaald, maak je de volgende toets: 

Drillster: Zenuwstelsel

Evaluatie: Zenuwstelsel

www.drillster.com

Jullie krijgen van de docent een A3 formaat. Teken op dit vel zo compleet mogelijk het stelsel. In de groepsopdracht gekoppeld aan dit stelsel zie je wat er minimaal op de poster vermeld moet worden.
Bedenk met je groepje twee goede toetsvragen inclusief de antwoorden en lever deze in bij de docent.

Groepsopdracht: wat heb je geleerd?