In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 120 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
A
Slide 6 - Quizvraag
Slide 7 - Open vraag
Slide 8 - Sleepvraag
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Er zijn konijnen met lange oren en konijnen met korte oren. Lange oren zijn Dominant. Wat kan het genotype van deze konijnen zijn?
bB: Zó mag je het genotype NIET noteren!
Altijd de hoofdletter eerst.
homozygoot
Bb
BB
bb
bB
Slide 11 - Sleepvraag
Dafne Schippers heeft veel aanleg voor de 200 meter sprint. Ze was 2e op de Olympische Spelen van 2016.
Ze heeft veel witte spiervezels.
Stel: Het hebben van veel witte spiervezels is dominant.
Welk genotype van beide ouders geeft de grootste kans op veel witte spiervezels bij Dafne?
Zet op volgorde: Van veel kans naar minste kans.
1.
grootste kans
2
redelijke kans
3.
'kleine kans'
oef 14
4
'minste kans'
beide ouders
Bb
1 ouder Bb
1 ouder bb
Beide ouders
bb
Beide ouders
BB
Slide 12 - Sleepvraag
Het gen voor bruine ogen is dominant over het gen van blauwe ogen.
Een moeder en vader hebben beide bruine ogen
Een nakomeling heeft blauwe ogen.
Wat is het genotype van de vader en moeder en de nakomeling?
Versleep alle vakken naar de juiste plek.
Let op:
In werkelijkheid is het met de oogkleur niet zo simpel!
oef 16
bb
BB
Bb
Het genotype dat de ouders niet kunnen hebben bij deze nakomeling
Slide 13 - Sleepvraag
Lust jij spruitjes?
Stel dat spruitjes lekker vinden een recessieve eigenschap is.
Wanneer is de grootste kans dat er nakomelingen komen die spruitjes lekker vinden? Wanneer de kleinste kans?
Zet het genotype van de ouders op volgorde voor de meeste kans tot geen kans.
1.
grootste kans
3.
geen kans
2
oef 18
beide ouders
Bb
1 ouder BB
1 ouder bb
beide ouders
bb
Slide 14 - Sleepvraag
Extra oefening: Opdracht E (meerkeuzevraag):
Een vrouw met blauwe ogen krijgt een kind met bruine ogen. Het gen voor bruine ogen is dominant over het gen voor blauw ogen. (Gebruik de letters B en b).
Welk(e) genotype(n) kan de vader gehad hebben?
Leg uit - Laat zien - Niet gokken - Wel snappen!
oef 19
Alleen bb
Alleen BB
Bb of bb
BB of bb
Alleen Bb
bB en bB :(
Bb of Bb
Slide 15 - Sleepvraag
Peter is heterozygoot voor het FH-gen. Hana heeft de ziekte niet en is
homozygoot recessief.
Hoe groot is de kans dat een kind van Peter en Hana de ziekte FH krijgt?
Sleep het vinkje naar het juiste antwoord.
Peter is heterozygoot, dus Aa
Hanna is homozygoot recessief, dus aa
Als je dan een kruisingsschema maakt, kan er 50% Aa en 50% aa ontstaan
oef 20
0%
100%
75%
50%
25%
Slide 16 - Sleepvraag
Er zijn lang-snavelige en kort-snavelige ara's.
Er vindt een kruising plaats.
De F1 nakomelingen bestaan voor 50 % uit heterozygoten
Drie ara's zijn lang-snavelige en één ara is een kort-snavelige ara.
Wat waren de genotypen van de ouders (Parentes)?
uitleg
A a
A AA Aa
a Aa aa
Hoofdletter A (lang-snavelig : Aa en AA: 3 ara's) 50% Aa
kort-snavelig: aa (1 keer aanwezig)
oef 21
Aa x Aa
Aa x aa
aa x aa
AA x aa
AA x Aa
Slide 17 - Sleepvraag
Duncan Laurence heeft op 18 mei 2019 het songfestival gewonnen. Hij heeft 'loep-zuiver' gezongen.
Sleep het vinkje bij elke vraag naar de juiste plek.
Als zingen een erfelijke eigenschap is die te vinden is op één speciale plek, hoe noem je die plek ?
Stel dat men heeft ontdekt dat Duncan heterozygoot is voor de eigenschap: 'zuiver zingen. Dan is zijn genotype:
Stel dat Duncan nakomelingen krijgt samen met iemand die 'NIET zuiver zingt'. Van de nakomelingen zingt dan:
Heterozygoot: Zingt Duncan dan voor 50 % zuiver en voor 50 % Niet-zuiver?
oef 22
Chromosoom
DNA
Gen
BB
Bb
bb
Ja
Nee
50 % zuiver
50 % niet-zuiver
25 % zuiver
75 % niet-zuiver
75 % zuiver
25 % niet-zuiver
100 % zuiver
Slide 18 - Sleepvraag
Welke conclusie kan je trekken uit de figuur?
A
Archaea en bacteriën zijn meer aan elkaar verwant dan archaea en eukaryoten
B
Archaea en eukaryoten zijn meer aan elkaar verwant dan eukaryoten en bacteriën
C
Archaea en bacteriën zijn meer aan elkaar verwant dan archaea en eukaryoten
Slide 19 - Quizvraag
Plaats het onstaan van de verschillende / gebeurtensissen levensvormen in de juist volgorde. Van vroeger tot heden.