voorzetsels met woorden als er-, daar-, hier- en waar-.
Bijvoorbeeld: ermee, hierbij, waardoor.
twee voorzetsels die achter elkaar staan.
Bijvoorbeeld: achteruit, bovenop, tussendoor.
Slide 5 - Tekstslide
Aan elkaar of los?
Ik heb het verslag ...
A
afgemaakt
B
af gemaakt
Slide 6 - Quizvraag
Aan elkaar of los?
A
Politie auto
B
Politieauto
Slide 7 - Quizvraag
Aan elkaar of los?
A
lange termijn planning
B
langetermijnplanning
C
lange termijnplanning
D
langetermijn planning
Slide 8 - Quizvraag
Aan elkaar of los?
A
zevenhonderddertien
B
zeven honderd dertien
C
zevenhonderd dertien
D
zeven honderddertien
Slide 9 - Quizvraag
Aan de slag
Maak opdracht 1 t/m 4 (p.60)
Niet alle antwoorden passen in je boek, dus gebruik je schrift.
Slide 10 - Tekstslide
Hoofdstuk 2 Lesdoelen:
Spelling: Ik kan bepalen of ik woorden los of aan elkaar moet schrijven. (p. 60/61)
Werkwoordspelling: Ik kan alle werkwoorden in samengestelde zinnen correct spellen. (p. 62/63)
Formuleren: Ik kan veel voorkomende voegwoorden correct gebruiken. (p. 64/65)
Slide 11 - Tekstslide
Lesdoelen
Je kan alle werkwoordsvormen in samengestelde zinnen goed spellen.
Je kan veelvoorkomende voegwoorden correct noteren.
Boek: bladzijde 62 t/m 65
Je leert over werkwoordspelling en formuleren
Slide 12 - Tekstslide
Hoeveel persoonsvormen staan er volgens jou in de volgende zin? Leg je antwoord uit.
Een van deze twee antwoorden:
- 1 persoonsvorm, namelijk maait, want als je de zin in de verleden tijd zet, verandert alleen maait. (Het woord niet is een ontkenning.)
- 2 persoonsvormen, namelijk maait en niet, want als je de zin in de verleden tijd zet veranderen ze beide. (Het woord niet is een vorm van het werkwoord nieten.)
Startopdracht
Bladzijde
62
Een maaimachine maait en een nietmachine niet.
Slide 13 - Tekstslide
Zinnen met meerdere persoonsvormen
Je kunt zinnen samenvoegen tot een samengestelde zin.
Roy legt een som uit.
Alice doet een proefje.
Roy legt een som uit en Alice doet een proefje.
Deze zin heeft twee persoonsvormen namelijk legt en doet.
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
De persoonsvormen in deze zin zijn dus gaanen is.
Kamperenis ook een werkwoord, maar dat verandert niet en is dus geen persoonsvorm.
Slide 17 - Tekstslide
Woordvolgorde in samengestelde zinnen
Je kunt zinnen samenvoegen met voegwoorden. Sommige voegwoorden kunnen de betekenis van de zin nogal veranderen.
Het is koud en het regent
Het is koud want het regent
Julia moet het paard verzorgen terwijl ze boos is
Julia moet het paard verzorgen omdat ze boos
Slide 18 - Tekstslide
Woordvolgorde in samengestelde zinnen
De woordvolgorde van een zin hangt soms af van het voegwoord.
Morgen ga ik hardlopen, want vandaag regende het te hard.
Morgen ga ik hardlopen, omdat het vandaag te hard regende.
Slide 19 - Tekstslide
Kijk mee
Formuleren: veel voorkomende voegwoorden correct gebruiken.