Gustar y otros vebos irregulares


¡Bienvenidos!
Mevrouw van der Biezen
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les


¡Bienvenidos!
Mevrouw van der Biezen

Slide 1 - Tekstslide

El programa de hoy
Repaso:
  • kloktijden
  • negacion
  • gustar
  • presente + afwijkende ik-vorm
  • getallen

Slide 2 - Tekstslide

Son las cinco y veinte
(in digitaal klok schrijven)

Slide 3 - Open vraag

Hablas demasiado rápido, no comprendo (niets)

Slide 4 - Open vraag

Silvia está asombrada. Ella no había visto (nooit) a un hombre tan alto.

Slide 5 - Open vraag

No hay (niemand) en el concierto

Slide 6 - Open vraag

Vertaal 'NO'

Slide 7 - Open vraag

Gustar

Slide 8 - Tekstslide

Te ... hablar español
A
gusta
B
gustas
C
gustan
D
gustar

Slide 9 - Quizvraag

Wij houden van dansen.
A
Nos gustan bailar
B
Nos gusta bailar
C
Gustamos bailar
D
nos gustar bailar

Slide 10 - Quizvraag

Vul in:
A mí ____________(gustar) la fruta.
A
me gusto
B
me gusta
C
me gustan
D
me gustas

Slide 11 - Quizvraag

Vul in:
A mi __ (gustar) hacer deporte.

A
te gusta
B
nos gusta
C
me gustan
D
me gusta

Slide 12 - Quizvraag

(Yo) ____ _________ un chico moreno
A
me gusta
B
me gustan
C
me gusto
D
me gustar

Slide 13 - Quizvraag

Vervoeg het werkwoord GUSTAR:
A mi hermano ___ ________ los perros
A
le gusta
B
le gustan
C
se gusta
D
se gustan

Slide 14 - Quizvraag

Wanneer gebruik je GUSTA?

Slide 15 - Open vraag

Wanneer gebruik je GUSTAN?

Slide 16 - Open vraag

El presente

Slide 17 - Tekstslide

Werkwoorden met onregelmatige ik-vorm
hacer  - hago, haces, hace, hacemos, etc...
dar - doy, das, da, damos, etc...
salir - salgo, sales, sale, etc..
Ir - voy, vas, va, vamos, etc..
Jugar -  juego, juegas, juega, jugamos, jugáis, juegan


Slide 18 - Tekstslide

vervoeg
querer (nosotros)
A
queréis
B
quieremos
C
quieréis
D
queremos

Slide 19 - Quizvraag

vervoeg
jugar (ellas)
A
jugan
B
jugen
C
juegan
D
juegen

Slide 20 - Quizvraag

vervoeg:
hacer (yo)
A
haco
B
hago
C
hazco
D
hace

Slide 21 - Quizvraag

Vervoeg: Vivir (ellos)
A
viven
B
vivís
C
vivan
D
vives

Slide 22 - Quizvraag

vervoeg (comer - ellos)
A
comáis
B
coman
C
coméis
D
comen

Slide 23 - Quizvraag

Vervoeg: trabajar (tú)
A
trabajas
B
trabajes
C
trabaja
D
trabajáis

Slide 24 - Quizvraag

Vervoeg: escribir (ellos)
A
escriban
B
escribin
C
escriben
D
escribe

Slide 25 - Quizvraag

vervoeg: jugar (ella)
A
juga
B
jugan
C
juega
D
juegas

Slide 26 - Quizvraag

Weet jij de persoonsvormen in het Spaans? Koppel de juiste Nederlandse betekenis eraan. 
Doe daarna het zelfde met de rode kaartjes. 
YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
ik
jij
María y Pepe
zij (mv)
wij
hij
jullie
zij
mi hermano y yo
u (mv)
Isabel y tú
Juan
señor Collantes

Slide 27 - Sleepvraag

El presente
YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
tengo
como
se llama
viven
te llamas
estamos
estáis
come
tienen
somos
vivís
hablas

Slide 28 - Sleepvraag

100
cien

Slide 29 - Tekstslide

10- Schrijf de volgende getallen onder elkaar in het Spaans:

25, 14, 63, 57, 96, 38, 19, 71

Slide 30 - Open vraag


Schrijf de volgende getallen helemaal op:
16, 24, 37, 49, 56, 75, 88, 92 en 100.

Slide 31 - Open vraag

Schrijf zelf hier de getallen in het Spaans:
10, 20, 30, 40 50, 60, 70, 80, 90, 100

Slide 32 - Open vraag